Op deze pagina's is het archief van DW B terug te vinden. Voor de actuele website ga naar: http://www.dwb.be

Mary - Jeanne

Auteur: Wim Cuyvers

Als de telefoon rinkelde om kwart over acht, wist Mary dat het Jeanne was. Ze belde altijd ???s avonds, om kwart over acht. Ze had dan naar het televisienieuws gekeken, het weerbericht beluisterd en ze was naar het toilet geweest, want ze wilde haar telefoongesprek liever niet onderbreken. Mary zag haar zitten in haar stoel met ????n armleuning, naast het driehoekige tafeltje met het felblauwe gehaakte tafelkleedje. Zelf had ze na het avondeten altijd een kopje lauwe thee klaarstaan. Jeanne belde niet elke dag, je kon ook niet zeggen dat ze het elke twee of drie dagen deed; ze belde vaak en als ze belde nam ze er de tijd voor en kreeg Mary dorst tijdens het gesprek en dan dronk ze die lauwe thee die overgebleven was van de thee die ze bij haar avondeten had gedronken. Het gesprek ging over niets, voor een buitenstaander ging het over niets, ze hadden het over mensen die ze als kind hadden gekend en die nu allemaal dood waren. Ze wisten beiden hoe belangrijk die ogenschijnlijk nietszeggende telefoongesprekken waren, ze brachten hen samen en hielden hen samen, verbonden hen in ????n gemeenschappelijke kennis van en over mensen die dood waren: een gemeenschappelijk begrijpen, een gemeenschappelijke herinnering en ervaring van een tijd en een plaats, van geuren en kleuren, van inzichten en overtuigingen. Ze verschilden weinig in leeftijd: Mary was vorig jaar in het voorjaar tachtig geworden, Jeanne was bijna twee jaar ouder. Mary leek Jeanne al heel jong te hebben ingehaald, ze was sneller gegroeid en had zich sneller ontwikkeld, alsof ze zelf beslist had om er even oud uit te zien als Jeanne, om dezelfde kleren te kunnen dragen, dezelfde boeken te kunnen lezen, dezelfde dingen te kunnen zeggen en dezelfde dingen te kunnen zien. Hun ouders waren jong gestorven, nog voor Jeanne getrouwd was. Eerst hun vader, nog geen jaar later hun moeder. Maar ook de vrienden waren verdwenen, de ooms en tantes, de neven en nichten ??? ????n lange stoet van mensen die ze hadden gekend. Sommigen waren gestorven terwijl ze anderen gewoonweg uit het oog waren verloren. En zo kwam het dat ze de enigen waren die wisten wat er bedoeld werd als ze het over iemand hadden, als ze een naam noemden, de enigen die wisten wat er bedoeld werd als de ene een naam van een stad of een dorp noemde, als de andere het had over een plek in het bos, over een schutting van een tuin, over de geur van een vijver, over de kwaadaardigheid van een oom. En dat ging allemaal via die telefoons, een paar keer per week om kwart over acht ???s avonds. Ze hielden alle twee van die banale momenten, maar ze hadden er nooit aan gedacht om dat tegen elkaar te zeggen, of het aan iemand anders te zeggen, of het zelfs maar voor zichzelf te benoemen. Allicht zou alles opgehouden hebben, mochten ze het benoemd hebben, mochten ze het hebben kunnen benoemen.

 

Het vervolg van deze tekst lees je in de papieren versie van DW B 2017 4.