Op deze pagina's is het archief van DW B terug te vinden. Voor de actuele website ga naar: http://www.dwb.be

Een zoektocht naar de meest immateriële vorm van poëzie

Verschenen in: Het immateriële

‘Poetry’s normal or natural home is not in the book’, stelde Mike Chasar, verbonden aan de Willamette University in Salem, begin dit jaar in een podcastinterview met Poetry

 

It could be the literary magazine, a newspaper page or a magazine page, a business card or a greeting card. […] Just because people aren’t buying books, doesn’t mean people aren’t finding poems as they move through culture.

 

Poëzie is een multimediaal genre dat in vele vormen buiten het boek bestaat, al doen de literatuurwetenschap en de literaire kritiek soms anders vermoeden. Poëzie op het podium, in de openbare ruimte, op het internet en op objecten wordt ook wel ‘poetry off the page’, ‘poëzie buiten de bladspiegel’, ‘gebeurende poëzie’ en ‘non-book poëzie’ genoemd. In sommige vormen speelt de stem een grote rol. Dichters dragen hun gedichten voor op de vele poëziepodia in binnen- en buitenland, vereeuwigen hun gedichten op geluidsdragers en verspreiden hun poëzieperformances via het internet. Ook wordt poëzie met andere disciplines gecombineerd, zoals poëzie en muziek (Durf jij door Ilja Leonard Pfeijffer en Ellen ten Damme), poëzie en dans (Work is a four-letter word door Annelie David, Anna Seidl, Marijke de Vos en Daan Doesborgh) en poëzie en beeldende kunst (Hauser door Annemarie Estor en Lies van Gasse). De verschillende dragers waarvan poëzie gebruikmaakt oefenen in uiteenlopende mate invloed uit op de vorm van de gedichten. Dichters gebruiken bijvoorbeeld het internet om interactieve poëzie te maken (bewegende gedichten van Tonnus Oosterhoff), objecten toveren gedichten om tot gebruiksvoorwerpen (poëziekussenslopen van Plint) en de openbare ruimte benadrukt de relatie tussen het gedicht en de omgeving
(muurgedichten).

        Voor deze focus over het ‘immateriële’ wil ik op ontdekkingsreis gaan naar de immaterieelste vorm van poëzie. De start van mijn zoektocht bestaat uit het loslaten van bovengenoemde materiële dragers. Het is daarbij nuttig om in te zien dat alle bovenstaande voorbeelden gebruikmaken van schriftelijke of orale tekst. Poëzie is van oorsprong oraal en is in die vorm altijd blijven bestaan, ook toen het schrift, de drukpers en het internet werden uitgevonden en de bundel het zogenaamde standaardmedium werd voor poëzie. De orale en schriftelijke vormen van poëzie worden vaak tegenover elkaar geplaatst. Hugo Brems en Dirk de Geest schrijven bijvoorbeeld in Opener dan dicht is toe (1991) over de Vlaamse poëzieperformers in de jaren 1980: ‘Tegenover duurzaamheid van het papier staat zo de bij uitstek momentane glitter van het spektakel.’ Volgens sommigen bestaat er in het Nederlandstalige poëzieveld een onderscheid tussen het ‘podiumcircuit’ en het ‘papieren circuit’. Maar zo simpel is die tegenstelling tussen het orale en het geschrevene natuurlijk niet. Want bijna alle dichters die publiceren, treden ook op met hun poëzie. En vele dichters die bekendstaan om hun poëzieperformances maken hun gedichten ook in geschreven vorm openbaar, zowel in boeken, tijdschriften als online. Bovendien verdween met de uitvinding van de geluidsopname de strikte tegenstelling tussen het orale als een temporeel, voorbijgaand evenement en het geschrevene als een tijdloze, vastgelegde tekst. 

 

 

 

Het vervolg van deze tekst lees je in de papieren versie van DW B 2015 3.