Op deze pagina's is het archief van DW B terug te vinden. Voor de actuele website ga naar: http://www.dwb.be

Alles aanwezig

Verschenen in: De lente

1

 

???s Ochtends zingt mijn moeder zelfverzonnen liedjes om de dag in gang te zetten. Schrille wijsjes over ezels die grazige heuvelen beklimmen, appels rommelend in hun manden; over boten die op droeve baren slagzij maken, maar niet wensen te vergaan. Nooit wekt ze me rechtstreeks, met een klop op de deur of een hand op mijn schouder. Op haar sloffen sluipt ze door het huis en zingt met hoge trillende uithalen ??? hysterisch bijna en niet per se zuiver. Hoe langer ik in bed blijf liggen, hoe hoger de uithalen.
       
Maar op een ochtend staat ze zwijgend in mijn kamer met twee kaplaarzen in haar hand. Lokkend zwaaien ze heen en weer.
      
???Trek aan, ik ga je iets laten zien.???
       
Leunend tegen de keukendeur in de donkere achtertuin doet zij haar laarzen ook aan ??? wat vreemd is, omdat zij ze anders nooit op doordeweekse dagen draagt. Met bonkende, droge zolen lopen we de tuin uit.
       
Ze pakt mijn hand. Het is een eind. We lopen zelfs voorbij mijn school. In de duistere klas staan de stoelen omgekeerd op de tafels met hun spichtige pootjes hulpeloos in de lucht. Ik denk aan het laatje onder mijn tafel, aan mijn spullen in het donker: mijn pennen, kleurpotloden, schriften, en aan de mier die langs de tafelrand naar binnen was gelopen. Heeft die de uitgang nog gevonden?
       
Ik wil mijn moeder over de mier vertellen en over het vreemde feit dat al mijn spullen daar nu zijn, net zo tastbaar in mijn gedachten als in werkelijkheid ??? onbereikbaar nu, pas na de kerstvakantie weer ??? maar ze heeft mijn hand losgelaten en is vooruitgelopen. Halverwege het fietstunneltje draait ze zich om, haar jas licht op tegen het donker. Ze wenkt ongeduldig.
      
Bij het brede kruispunt steken we over zonder op de verkeerslichten te wachten, lopen langs het benzinestation waar ik diep de benzinegeur opsnuif en niet om snoep uit het winkeltje durf te vragen; voorbij de nieuwe flats waarin al lichten branden, tot we in een straat komen, die ik niet ken. Overal dezelfde huizen, kale tuinen met tegels.

Een man timmert een hek. Hol weerkaatsen de slagen van de hamer tussen de huizen. Het klinkt als het heien dat bijna kan beginnen en de hele dag als een groot bonzend hart op de achtergrond hoorbaar zal zijn.
       
We slaan een hoek om. Nog zo???n straat. Een kat kijkt geschrokken op en schiet voor onze voeten de weg over. Met enkele scherpe halen van zijn nagels verdwijnt hij over een schutting. Mijn moeder duwt me zachtjes voort.
       
We lopen niet meer op de stoep, maar op de weg.
      
Aan het eind van de straat houdt het wegdek ineens op, de laatste stenen liggen los in de klei. Zover ik kan kijken strekt de zwarte aarde zich uit. De lucht is grauw van de ochtendschemer. Ik word bevangen door de angst dat er v????r ons niets meer is, dat de stad met afbrokkelende randen door het duister zweeft. In mijn buik valt iets naar beneden.
       
Mijn moeder grijpt mijn hand en trekt me van het plaveisel.

 


Het vervolg van dit verhaal lees je in DW B 2013 1.