Op deze pagina's is het archief van DW B terug te vinden. Voor de actuele website ga naar: http://www.dwb.be

Jonge wolven I: De nood aan eenheid. Over Don DeLillo’s Point Omega en Joost Zwagermans Duel

Verschenen in: En/en
Don DeLillo, Point Omega, Picador, Londen, 2010.
Joost Zwagerman, Duel, Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek, Amsterdam, 2010.
Download deze tekst in pdf:

Wolven,

Voor me ligt een roman waarin geen woord te veel staat. Hij is symmetrisch van opbouw: rond het middendeel staan de proloog ‘Anonymity (September 3)’ en de epiloog ‘Anonymity 2 (September 4)’. Deze beschrijven met de grootste precisie hoe een (anonieme) man een kunstwerk beleeft: zes dagen achtereen bekijkt hij in het New Yorkse Museum of Modern Art het videowerk 24 Hour Psycho van Douglas Gordon. Het is niet meer dan een geluidloze, extreem vertraagde projectie van Hitchcocks bekende film uit 1960. We beleven fragmenten van de film mee, gezien door de ogen van de man, en bespieden tegelijk met hem de groepjes mensen die de museumzaal binnenlopen.
       Het middendeel van de roman vertelt over het verblijf van Jim Finley, een jonge filmmaker, in het huis van wetenschapper Richard Elster. Elster heeft zich, na een leven midden in het publieke debat, teruggetrokken in dit huis in the middle of nowhere (de woestijn bij Anza-Borrego, Californië). Het is de bedoeling dat Finley een documentaire gaat maken over Elster en zijn betrokkenheid bij de oorlogen in het Midden-Oosten. Het moet een film worden van een bijna sacrale eenvoud: ‘Just a man and a wall’ (21).
       Het is duidelijk dat de films die een centrale rol in het boek spelen (die van Douglas Gordon en de nog niet gerealiseerde van Finley) iets nastreven wat ook in dit boek zelf wordt nagejaagd: het representeren van bijna niets. Zo volstrekt gestript van alle opsmuk als deze films zijn, zo eenvoudig is de plot van Don DeLillo’s Point Omega, het boek waar het hier om gaat. Er gebeurt bijna niets in deze roman. Je kunt je in de eerste helft van het boek zelfs afvragen of je wel met een roman te maken hebt en niet met een literair getint filosofisch werk. Het boek is een en al reflectie, bevat nauwelijks actie. Al na korte tijd ontdekken we dat de film die Finley wil gaan maken er waarschijnlijk nooit komt. De mannen draaien en draaien maar om elkaar heen, maar het is nét de camera die niet draait. Steeds meer lijkt het erop alsof de film helemaal niet gemaakt hoeft te worden: de mannen voeren een performance op die al kunstig genoeg is.
       Er komt enige ontwikkeling in het boek wanneer Jessie, de dochter van Elster, in het huis komt logeren. Weliswaar is haar aanwezigheid bijna onzichtbaar: ‘She was sylphlike, her element was air.’ (49) Toch brengt ze iets bij de mannen teweeg: ze maakt Elster tot een vader en Finley tot een man. De bijna mythische identiteit van Jessie wordt alleen maar sterker geaccentueerd als ze na enkele dagen is verdwenen. De twee mannen zoeken haar tevergeefs.
       Inmiddels zal het wel duidelijk zijn: in het boek staat niet de ontwikkeling van de plot, maar de consistente thematiek op de voorgrond. Alles in het boek verwijst naar één thema: hoe moeten we ons de relatie tussen kunst en werkelijkheid voorstellen? Toegegeven, nieuw is deze vraag niet, maar de manier waarop DeLillo hem beantwoordt is toch verfrissend. Hij weet door een hele verzameling spiegelingen het leven-in-de-kunst en het echte leven met elkaar te verknopen, tot ze uiteindelijk onontwarbaar verstrengeld zijn. De anonieme kijker van 24 Hour Psycho identificeert zich bijvoorbeeld zó met Psycho­-hoofdpersoon Norman Bates, dat hij in hem verandert: ‘The man separates himself from the wall and waits to be assimilated, pore by pore, to dissolve in the figure of Norman Bates’ (116). Het is alsof de muur vanwaar hij de film bekijkt, de fysieke aanwezigheid van de steen in zijn rug, zijn enige steun is om te voorkomen dat hij opgaat in de fictie.
       Heb ik dit boek geboeid gelezen? Zonder twijfel. Ik blader er ook nog steeds in, maak kruisverbindingen, ontdek nieuwe parallellen. Het is dat ik nooit in mijn boeken schrijf, anders had het boek vol gestaan met pijlen en strepen om de ingenieuze structuur te ontwarren. Maar het gekke is: hoe fraai het ook in elkaar zit, het is weg zodra ik het boek dichtsla. Het achtervolgt me niet, het grijpt me niet bij de keel. Is dit boek niet iets té perfect?

Laurens



       Dag Wolven,

       Iemand zei mij ooit dat hij Zwerm van Peter Verhelst een goed boek
       vond, maar ‘te slim’. Ik heb nog steeds geen idee wat ik met zo’n
       opmerking moet aanvangen. Dezelfde onmacht overvalt me bij
       Laurens’ opmerking: Point Omega is goed, maar misschien ‘té perfect’.
       Verlamd protesteer ik dat het boek mij alvast wel gegrepen heeft. Ik sta
       versteld van de grote literaire ambachtelijkheid die DeLillo hier aan de
       dag legt. Met ‘ambachtelijkheid’ doel ik op de manier waarop structuur
       en inhoud in elkaar grijpen; hoe sterker beide elkaar aandrijven, hoe
       sterker ik een werk meestal vind. Voor mij was het dan ook een enorm
       esthetisch genot om het web van DeLillo te ontspinnen.
              Is dit web in eerste instantie een esthetische structuur, het wordt
       ook de drager van een ethiek. Ik ervaar het lezen van deze novelle zoals
       de anonieme kijker zijn film beleeft: ‘being here, watching and thinking
       for hours, standing and watching, thinking into the film, into himself’
       (109). Ik word geëngageerd tot ‘a depth beyond the usual assumptions,
       the things he supposes and presumes and takes for granted’ (7). Die
       diepte creëert DeLillo door in bijna elke zin van de novelle enkele
       andere te laten resoneren. In die echo’s zit datgene wat ons tot denken
       aanzet, en wat in deze roman als het echte leven wordt geponeerd: ‘The
       true life is not reducible to words spoken or written, not by anyone,
       ever. The true life takes place when we’re alone, thinking, feeling, lost in
       memory, dreamingly self-aware, the submicroscopic moments’ (17).

       Laat mij dit alles illustreren aan de hand van de titel. Het punt omega
       wijst volgens Elster op de evolutie van de mens naar een steeds meer
       verhoogd en in zichzelf besloten complex bewustzijn: ‘Consciousness
       accumulates. It begins to reflect upon itself’ (72). Die evolutie leidt
       echter niet tot een samenleving waarin op een hoger niveau gedacht en
       gehandeld wordt. Veeleer leidt ze tot vermoeidheid, uitputting: ‘We
       pass completely out of being. Stones’ (73); ‘back to inorganic matter’
       (52). Wanneer zijn dochter vermist is, begint uitputting Elster steeds
       meer te regeren. Hij concentreert zich niet meer op de buitenwereld,
       maar is volledig in zijn eigen gedachten verzonken: ‘This is where he
       fixed his gaze now, not on objects but thoughts’ (90).
              Dit is een herhaling van de beschrijving van Jessie: ze is ‘fixed
       tightly within’ (60) en haar praten is ‘self-contained, unreferring’ (72).
       De lezer legt kruisverbindingen, merkt deze parallellen op. Ook de
       anonieme toeschouwer vormt een variatie op het in zichzelf besloten
       en verhoogde bewustzijn. Zijn ingespannen reflectie op de beelden
       bemoeilijkt zijn normale perceptie en kennis. Zo heeft hij het, ondanks
       de trage projectie, enorm moeilijk om te bepalen hoeveel knopen er nu
       precies knappen tijdens de befaamde douchescène. Zijn reflecties op de
       beelden leiden tot een denken ‘beyond’ zijn traditionele kaders, en
       aldus tot een ervaring van ‘the real’.
      
       Bij Elster gebeurt net het omgekeerde: via beelden verwijdert hij
       zich net van het reële. Elster was betrokken bij de conceptualisering
       van de oorlog in Irak. Hij wou niet enkel de perceptie van die
       werkelijkheid veranderen via enkele leugens, nee, hij creëerde ‘new
       realities overnight, careful sets of words that resemble advertising
       slogans in memorability and repeatability’ (28-29). 24 Hour Psycho
       verstoort echter net elke werkelijkheidservaring in termen van
       herinnering en herhaling: ‘His [de anonieme figuur] visits to the gallery
       mingled seamlessly in memory. He could not recall on which day he’d
       watched a particular scene or how many times he’d watched certain
       scenes’ (101).

       De lezer van Point Omega heeft dezelfde ervaring. De esthetische
       structuur van repetitie en spiegelingen waarop zich een ethiek van
       voortdurende reflectie schraagt, stuurt ons naar het reële. We blijven
       echter gevangen tussen twee polen. Brengt deze reflectie ons ‘beyond’
       (naar het reële), of is dit ‘self-contained’ en een verwijdering van de
       werkelijkheid? De tegenstelling vormt de diepte waarin je als lezer moet
       durven kruipen.

       Hans


Voor de volledige tekst: download de pdf.