Op deze pagina's is het archief van DW B terug te vinden. Voor de actuele website ga naar: http://www.dwb.be

En/en

Verschenen in: En/en

 

Een sc??ne uit Jean-Luc Godards Vivre sa vie (1962). In een Parijs caf??, Nana tegenover een oudere man (Brice Parain, een filosoof), nu eens haar hoofd, dan het zijne, in zijaanzicht, in driekwartprofiel. Ze praten, beurt om beurt, en lenen elkaar het oor.

       Zij stelt bedachtzaam:
       - Parler alors, c???est un peu risquer de mentir?

       Hij stemt in:
       - Oui, parce que le mensonge, c???est un des moyens de la recherche. Je crois qu???il y a peu de
       diff??rence entre l???erreur et le mensonge.

       Zij vraagt om toelichting:
       - Oui, mais comment???

       Hij verduidelijkt:
       - Naturellement je ne parle pas des mensonges crus, ordinaires, ce qui fait que je vous dites
       que je viendrais demain ?? cinq heures, puis je ne viens pas parce que je ne voulais pas
       venir demain ?? cinq heures, vous comprenez ? ??a, c???est des trucs. Mais le mensonge subtil,
       c???est souvent tr??s peu distinct d???une erreur, quelque chose on cherche et puis on trouve pas
       le mot juste.

Steeds weer proberen de juiste woorden te vinden en meteen ook beseffen dat ze toch niet precies genoeg zijn, dat nooit kunnen zijn. Haar eigen doen en laten, haar eigen ervaringen, ze grijpt er voortdurend naast en toch kan ze het niet laten altijd maar weer nieuwe pogingen te ondernemen om ze af te lijnen. Al een tijdje wil ze enkel nog denken en spreken vanuit haar dagelijkse leven. De oudere man zegt: ???On est dans la vie quotidienne et puis on s???enl??ve vers une vie sup??rieure [...], la vie avec la pens??e.??? Je kan pas werkelijk goed denken wanneer je van op een afstand, onthecht naar je leven van alledag kijkt. Je maakt je enigszins los van je leven, dat wel, maar je verliest het niet uit het oog, aandachtig hou je er de blik op gevestigd om het te leren kennen, om het bewust te maken. Ze wil enkel nog woorden uiten die aftastend haar omgang met de wereld van contouren voorzien, zachte lijnen. Ze wil niet langer woorden aan zich laten ontsnappen die geen enkele band meer onderhouden met haar handelende lichaam. Ze denkt aan Abel Gholaerts??? angst dat mensen wel eens steeds dezelfde woorden zouden kunnen herhalen om een muur rond zich op te trekken: ???Om tegen dien muur van valsche woorden te leunen en te zeggen: ik loop rond en ik tast, ik voel dus en ik leef dus, ik leef en ik weet de waarheid.??? Nee, ze wil woorden die zich voorzichtig wentelen om haar leven zonder het aan het zicht te onttrekken, een denken dat het leven op de huid zit zonder het te verstikken. Ze weet dat het voeren van een gesprek haar denken in beweging brengt. Niet een gesprek over een willekeurig onderwerp, waarin de gesprekspartners elkaar met redenen bestrijden. Nee, ze is uit op een ander soort gesprek, op een uitwisseling, niet zozeer van gedachten, maar van intensiteit, van zorg; ze is voortdurend op zoek naar mensen die zich tonen in hun nauwgezette denken, in hun omzichtige spreken over wat hen aangaat, naar mensen wier denkactiviteit haar tot spiegelbeeld kan zijn, haar ertoe aanzet zo accuraat mogelijk te spreken over wat haar in beslag neemt. Naar mensen dus bij wie ze durft aarzelend te liegen, fouten te maken, naar woorden te zoeken omdat ook zij daar niet voor terugdeinzen, omdat ook voor hen woorden geen formules zijn om mee te pronken, omdat ook voor hen kennis pas werkt wanneer ze een plaats heeft in hun leven. Ze stuurde een brief naar mensen van wie ze vermoedde op basis van gesprekken in Brusselse caf??s, in haar of hun living, op basis van hun teksten, hun beelden, hun optreden dat hun spreken, hun denken zich ent op hun dagelijkse betrokken bezig zijn. Zo probeerde ze hen ertoe over te halen iets van hun denken met haar te delen:

 
       Brussel, 6 juni 2010

       Aan de liefhebber van lezen1/schrijven (maar wat betekent liefhebben?),

       Dit schrijven probeert een voorlopige voorstelling te geven van het project En/en waarvoor
       het eerste DW B-nummer van 2011 als oefenterrein fungeert.

       Op dit moment heeft En/en voor mij te maken met:
       - het verlangen te vliegen of alleszins licht te zijn, misschien zelfs leeg te zijn, vorm noch
       inhoud te zijn. (Maar wat blijft er dan nog over? De ziel, de levenskracht, het vermogen om
       gewaar te worden, te beschouwen, te voelen, de kunst aanwezig te zijn, te vertoeven bij de
       verschijnselen buiten jezelf misschien.)
       - het afscheid van een dominante opvatting over het menselijke handelen: dat elke
       activiteit zou moeten gebeuren met een welbepaald doel voor ogen, dat die activiteit
       ondergeschikt zou zijn aan dat doel, dat ze er louter zou zijn voor haar uitvoerder, voor zijn
       intenties, zijn begeerten, dat verrichtingen hi??rarchisch geordend zouden zijn (je werkt
       om te oogsten, je kookt om te eten). Maar wat als je elke handeling nu eens als een doel op
       zich zou beschouwen, als je belangeloos zou handelen, handelen om niet, als je enige
       verlangen nog zou zijn de handeling te belichamen die je uitvoert, als elke bezigheid
       evenwaardig zou zijn? En wat zou dat dan betekenen voor bezigheden als lezen en
       schrijven? Zij worden bezigheden naast die andere, dagelijkse werkzaamheden die telkens
       weer de volledige beschikbaarheid van hun uitvoerder opeisen, wassen en lezen en
       schrijven en strelen en eten en koken en stappen en ... (naar Sontags lectuur van de films
       van de Franse cineast Robert Bresson)
       - de instelling van een provinciemeisje in de grootstad of de weigering louter
       verstandsmens te zijn en door een eenzijdige preoccupatie met het classificeerbare, het
       objectief meetbare mensen en dingen te beroven van hun eigenaardigheden en
       particulariteiten, of nog: de voorkeur voor nederigheid (zie de woorden humbleness of
       humilit??, afgeleid van het Latijnse humus: hij die nederig is, hij blijft aan de (aard)schors
       hangen, aan de buitenste bekleding, de buitenzijde) boven geblaseerdheid en achterdocht
       (naar Georg Simmels voorstellingen van de provincie- en de grootstad en Nietzsches
       sluiers).
       - de overtuiging dat lezen en schrijven misschien eerder een zaak van het oog en de hand
       zijn dan wel van de rede, dat lezen en schrijven veel meer te maken hebben met zien
       (misschien bezien, betasten, maar dan wel discreet), aanduiden en laten zien, dan wel
       met interpreteren, duiden en beoordelen.
       - een ideaalbeeld van schrijven: schrijven als het cre??ren van een ruimte waarin de
       lezer/schrijver enerzijds en de tekst2 anderzijds als twee ongelijksoortige entiteiten
       kunnen verschijnen, waarin zij met elkaar verbonden zijn zonder in elkaar op te gaan,
       zonder dat de een in de ander onzichtbaar wordt, waarin zij baat vinden bij elkaars
       nabijheid of de eigen tekst als een museumbeeld van de Duitse fotograaf Thomas Struth
       zoals door Richard Sennett gezien: ???The photographer has made a space in which they can
       live.???
       - het verzet tegen de algehele verdrukking van de tekst door eraan toegekende
       betekenissen, inhouden (de tekst verminderd tot een dor, krachteloos hulsje), of door al die
       vormen van spreken waaruit hij zou zijn opgebouwd (de tekst gedegradeerd tot een
       vertegenwoordiger), of de poging het literaire werk een op zichzelf staand ding te laten zijn
       (maar is dat ??berhaupt wel mogelijk en hoe doe je dat dan in woorden? Hoe kan je in je
       eigen tekst een literair werk toch enigszins tot zijn recht laten komen? Met woorden maak
       je tenslotte nog geen foto) of de blijvende fascinatie voor Sontags omschrijving van het
       kunstwerk als ???a thing in the world, not just a text or commentary on the world???, als ???a
       vibrant, magical, and exemplary object???. (Een roman een ding, een object? Een in een lijst
       gevat vlechtwerk van woorden misschien? Wordt de tekst tenslotte niet bijeengehouden
       door een band: voor- en achterplat en rug de boorden die aan elk woord en elke lijn, dus niet
       alleen aan de verhaallijn(en) (!), evenveel gewicht geven, de randen waarbinnen de tekst
       zich breed kan uitspreiden? De tekst een uitspansel dat de lezer naar zich toe trekt? Vliegt
       hij nu werkelijk?)
       - de noodzaak lezen en schrijven als autobiografisch te beschouwen, als een onophoudelijk
       schrijven aan een leven voor jezelf, als het isoleren van lijnen en figuren in boeken,
       liedteksten, schilderijen, films, beelden voor een eigen patroon.
       - het vermoeden van mogelijke spanningen tussen al die verlangens ten aanzien van
       lezen en schrijven of en/en als een evenwichtsoefening.
       - ...

       Met deze voorzetten wil ik u graag uitnodigen mee te denken over mogelijke verhoudingen
       tussen het kunstwerk en zijn beschouwer, over de aard van het lezen en schrijven. Wat is
       uw kijk tegenwoordig op deze bezigheden, hoe ziet u de relatie tussen uzelf en dat wat u
       voor u hebt, een boek, een schilderij, een stuk ... Kunt u daarover vertellen of misschien
       zelfs daar iets van laten zien?

       Met hartelijke groet,

       Eveline



NOTEN
1. Lezen moet hier in ruime zin worden begrepen en kan bijvoorbeeld evenzeer kijken betekenen.
2. Een tekst kan creatief, wetenschappelijk, essayistisch ... zijn, kan als term uiteindelijk verwijzen naar om het even welk artistiek object.