Op deze pagina's is het archief van DW B terug te vinden. Voor de actuele website ga naar: http://www.dwb.be

Tijdschriften 2009 5-6: nY; Bunker Hill; Zuurvrij

Auteur: Sven Vitse

nY
2009, nummer 2 ??? http://nytijdschrift.blogspot.com

Het eerste nummer van nY ??? ter herinnering: het tijdschrift dat ontstaan is uit de fusie van Yang en freespace Nieuwzuid ??? was grotendeels gewijd aan een actuele kwestie: de recent verschenen po??ziebloemlezing Hotel New Flandres. In haar tweede nummer concentreert de redactie zich op een veel abstracter thema: noise. Een fascinerend concept, een signaal dat uit de verste uithoeken van onze cultuur weerklinkt maar zich evengoed vlak onder mijn raam bevindt, wanneer een zoveelste bus of door tijdelijke waanzin getroffen buurtbewoner voorbijraast. Bram Ieven tracht in zijn inleiding bij dit dossier het begrip noise niet te omschrijven en houdt het bij een soort opsomming: ???ruis, een gebrek aan informatie of juist een surplus aan informatie, lawaai, verstomming???. Een scherpe focus heeft het dossier dan ook niet ??? je kunt/moet er als lezer een beetje zelf je weg in zoeken.       Twee teksten zoomen in op noise als muzikaal concept. Pieter Verstraete tracht grip te krijgen op zijn eigen beleving van noise, na een bezoek aan de installaties van het duo Granular Synthesis. Hij benadert noise als een verstoring (van de communicatie, de interpretatie) en tegelijk als een mogelijkheidsvoorwaarde: het is de stoorzender die de luisteraar verplicht om het geluid te filteren. Hierbij gaat hij uit van ???het verlangen van het luisteren om grip te krijgen [op] de hoorbare wereld???. In de loop van zijn essay tracht Verstraete het veeleer negatieve beeld van noise als chaos, terreur en pollutie te corrigeren maar dat lukt slechts ten dele. In laatste instantie blijft de noise de luisteraar confronteren met het ???verlangen de verstoring te bedwingen??? en ???de ruis tot iets betekenisvol te maken???.
       Hoewel Verstraete steun zoekt bij heel wat theoretici, is zijn betoog in grote mate gebaseerd op zijn particuliere ervaring van de geluidsinstallaties. Het essay mondt uit in een nogal zwaarwichtige conclusie over het vermeende gemeenschapsvormende effect van noise. De filosoof Ray Brassier, daarentegen, gaat lijnrecht in tegen de premisse van ???de herscheppende kracht van de esthetische ervaring???. De tekst verzandt enigszins in een soort abstraherend en associ??rend luidop denken, maar het punt is duidelijk: Brassier ziet noise als een ???generische anomalie???. Noise is geen genre, het verzet zich integendeel tegen elke genre-indeling: in noise komt het onverzoenbare samen, het is een ???totaliteit van ???incompossibiliteiten??????. Hierdoor ontstaat geen chaos of gebrek aan betekenis, maar een exces.
       Bij het essay van Brassier hoort ook een kort interview, waarin de filosoof noise omschrijft als ???de ontworteling van het esthetische???. Samensteller Bram Ieven wilde van de gelegenheid gebruikmaken om in dit dossier en passant ook de denkwereld van Brassier te belichten. Het interview scheert langs de filosofie van de ervaring, de wetenschap en het kapitalisme, zonder die kwesties grondig te kunnen behandelen. Meer dan oppervlakkige krassen in mijn geheugen laat het niet achter, maar mijn belangstelling is in elk geval gewekt.
      
Door alle aandacht voor muziek zou ik haast de teksten over literatuur vergeten. Tammy Lynn Castelein plaatst Ernst J??nger tegenover Walter Benjamin: waar de eerste de Eerste Wereldoorlog als een verheffende belevenis verheerlijkte, treurde de tweede om de traumatische verstomming die het geweld tot gevolg had. J??ngers taal van de oorlog, ???van het hero??sch realisme en de wil tot macht??? staat tegenover Benjamins utopische verlangen naar ???een taal die de werkelijkheid actief omvormt???. Benjamin verkiest de stilte boven het lawaai van de macht.
       Van een totaal andere orde is het stuk van Laurens Ham. De titel kondigt een beschouwing aan over de klankpo??zie van Jaap Blonk, maar na een informatief begin laat Ham zijn tekst vakkundig ontsporen. In de gedaante van ingelaste woorden, klanken en klankgedichten tast ruis de tekst aan, en het betoog wordt steeds minder coherent. Ham demonstreert de dialectische dynamiek van Blonks klankpo??zie: na een fase waarin ???begrijpelijkheid [???] langzaam [verandert] in nonsens??? volgt een fase waarin geluid ???stem wordt, klank wordt??? en zelfs ???taal wordt, taal die iets verkondigt wat buiten je macht ligt???. Wat dat dan precies is, heb ik niet kunnen achterhalen.
       Dit goed gevulde nummer van nY bevat nog veel meer dan het noise-dossier: proza van C.C. Krijgelmans, een van commentaar voorziene ???proceduele??? vertaling van een gedicht van Jacques Roubaud (door Jan H. Mysjkin), en natuurlijk een boekenrubriek. Daarin valt vooral de reactie van Marc Reugebrink op De revanche van de roman (van Thomas Vaessens) op. Reugebrink verwijt Vaessens niet alleen dat hij bepaalde ontwikkelingen vertekend voorstelt, maar bovenal dat hij ???de literatuur op[offert] aan de maatschappelijke relevantie???. Dirk van Bastelaere, ten slotte, neemt de fusie van Yang en Nieuwzuid op de korrel. De omweg via de veldtheorie van Bourdieu en de concurrentietheorie??n van Schumpeter en Von Hayek dient eigenlijk om een eenvoudig punt te maken: de fusie is een verschraling die de ontwikkeling van de Vlaamse literatuur niet ten goede komt.


Bunker Hill
2009, nummer 43-44 ??? www.bunkerhill.nl


Net als Raster verscheen Bunker Hill in maart 2009 voor het laatst. De redactie van het in 1997 opgerichte Bunker Hill had er geen zin in om ???nog een paar jaar in de marge voort te modderen??? en besloot dan maar zelf het kaarsje te doven. Op zich een spijtige zaak, hoewel lectuur van het ???dubbel vaarwelnummer??? me niet echt in diepe rouw stort. Het plan van de redactie om auteurs aan de slag te laten gaan met ???technieken uit de pulptraditie??? hoeft nochtans allerminst een ramprecept te zijn: auteurs als Vogelaar, Ferron en Jongstra hebben, elk op hun eigen manier, creatief gespeeld en ge??xperimenteerd met elementen uit zogeheten pulpgenres (de detective, de western ???). Maar de hier verzamelde verhalen ontstijgen nauwelijks aan de banaliteit van hun originelen: het zijn nogal opzichtig lokaliseerbare genreoefeningen die weinig opwindends te bieden hebben.
       Het vertaalde essay van de Amerikaanse auteur Jonathan Lethem stelt precies dat denken in genres ter discussie. Lethem betreurt de (deels afgedwongen, deels zelfgekozen) ballingschap waarin sciencefictionauteurs werken en hoopt dat ???ambitieuze speculatieve fabulanten??? resoluut zullen kiezen voor literaire ???fictie-die-in-geen-categorie??n-te-vangen-is???. In deze Bunker Hill getuigen de verhalen in het beste geval van enige zelfrelativering, zoals in het olijke fantasyverhaal van Walter van den Berg, dat dwergen, amuletten en pseudomythologische kitsch met een scheutje seks aanlengt. Een beetje meer seks (maar niets wat in een damesblad zou misstaan) biedt het verhaal van Christine Otten over een hoer in New York. Typerend is de combinatie van softporno (???ik waste zijn geslacht en begon het te likken???) en puberale psychologisering (???mijn behoefte te vallen, dieper en dieper, mezelf te voelen???). Nauwelijks van het origineel te onderscheiden, lijkt me. ???Het zijn de literaire pretenties die pulp tot pulp maken???, schrijven Henkes en Bindervoet in hun bijdrage (de meest interessante, en de enige ontregelende tekst in dit nummer). Otten demonstreert.
       Veel van de opgenomen teksten zijn eigenlijk vooral saai. Het griezelverhaal van Anjet Daanje is volstrekt niet griezelig. De poging van Arie Storm om een ???voorwereldlijke stilte??? te evoceren, een duisternis ???waarin alles en iedereen zou oplossen in het niets???, lijdt onder de drammerige aanval van zijn personage ???Arie Storm??? op het literaire circuit. Thomas Verbogt tracht wat mysterie te tappen uit een oude Schotse vergeetput, maar treft er een die kennelijk al een tijdje droog staat. De essays bieden troost, denk ik dan. Terecht? David Kleijwegt uit zijn liefde voor sciencefictionauteur Philip K. Dick. Die kon ???he-le-maal niet schrijven???, aldus Kleijwegt, maar speelt niettemin ???op zeer geraffineerde wijze voortdurend met de perceptie van de lezer???. Dirk-Jan Arensman belijdt dan weer zijn liefde voor het werk van Michael Chabon, in een pleidooi voor ???het lenen, stelen en recyclen van de verworvenheden van pulpfictie???. Het zijn lezenswaardige maar nogal oppervlakkige essays.


Zuurvrij
2009, juni ??? www.letterenhuis.be

Zuurvrij is een uitgave van het Letterenhuis, waarin bericht wordt over nieuw verworven archiefstukken, tentoonstellingen en publicaties, en waarin daarnaast literair-historisch onderzoek wordt gepresenteerd (gebaseerd op materiaal uit het Letterenhuis). De sectie ???onderzoek??? van het blad lijkt een soort Zacht Lawijd in zakformaat, met boeiende maar helaas al te korte wetenschappelijke bijdragen. Paul Demets analyseert de briefwisseling van Gust Gils en Paul Snoek over het tijdschrift Gard Sivik. Uit brieven geschreven tussen 1954 en 1957 distilleert hij een summier portret van beide auteurs, met aandacht voor de positionering van Gard Sivik ten opzichte van experimentele tijdgenoten. Els van Damme gaat in op de inspanningen van Richard Minne om na de Tweede Wereldoorlog in de socialistische krant Vooruit de cultuurpagina ???Het Geestesleven??? opnieuw op te starten.
       Beide teksten zijn eigenlijk miniaturen, momentopnamen die ongetwijfeld elders in een breder verband worden geplaatst. De rubriek ???onderzoek??? toont als het ware het onderzoekspotentieel van het Letterenhuis. Verder in deze aflevering is er een minidossier over vormgever Gert Dooreman, aan wie het Letterenhuis een expositie wijdt. Andere opvallende teksten zijn de bijdrage van Jan Robert over de Russische radio-omroeper Kirill Brattsev, die werkte op de Nederlandse afdeling van de propagandazender Radio Moskou, en het stuk van Johan Vanhecke over het wel en wee van ???de allereerste Vlaamse film, De storm des levens???.