Op deze pagina's is het archief van DW B terug te vinden. Voor de actuele website ga naar: http://www.dwb.be

De vraag naar een methode. Over de analyse van literaire kritieken

Verschenen in: Dead men walking
Auteur: Jos Joosten

       Though the two activities are closely related, literary critics are not always,
       and have not always been, theorists.
      
???Literary criticism???, in: Wikipedia: the free encyclopedia


De theorie tot dusverre
Lees iets over ???literatuurkritiek??? en de term ???crisis??? is nooit ver weg. In zekere zin geldt dit voor de studie van de literatuurkritiek ook, zij het dat daarover minder vaak hardop gezegd wordt dat er nog tal van doodlopende wegen en onopgeloste vraagstukken bestaan. In het onderzoek naar de literaire kritiek in het Nederlandse taalgebied bestaat een merkwaardige paradox. Aan de ene kant speelt zij in literatuurgeschiedenissen, zoals die van Hugo Brems en Ton Anbeek, altijd een rol als decorstuk en wordt zij niet systematisch onderzocht en ingepast, laat staan geanalyseerd. Aan de andere kant is in de literatuurwetenschap en neerlandistiek wel veelvuldig aandacht besteed aan het functioneren van de kritiek op zichzelf. In zijn overzichtsartikel ???Literatuurkritiek in de wetenschap??? uit 2003 onderscheidt Klaus Beekman zelfs drie stromingen in het naoorlogse onderzoek. Allereerst is er het onderzoek naar de rol van waardeoordelen in literaire kritieken, ge??nspireerd op het werk van de Amerikaanse literatuurwetenschapper M.H. Abrams en de Groningse hoogleraar J.J.A. Mooij. Voorts is er het onderzoek vanuit de hoek van de institutionele sociologie en ten derde is er het ???pragmadialectische??? onderzoek uit de hoek van de taalbeheersing ??? de zogenaamde Amsterdamse School. Op de drie varianten is kritiek denkbaar. Bij de opvattingen van de pragmadialectische school, die zich focust op de argumentatiestructuur van kritieken, plaatste ikzelf eerder kanttekeningen. Het belangrijkste bezwaar: de pragmadialectici gaan uit van een theoretische een-op-eenverhouding tussen criticus en lezer, terwijl de criticus zich in werkelijkheid richt tot veel meer partijen in het literaire veld dan alleen de lezer: zijn redactie, de concurrerende kritiek, de auteur, literaire tegenstanders.
       Binnen de neerlandistiek is de analyse van waardeoordelen, geschoeid op de leest van Abrams??? po??ticamodel en Mooijs analyse van waardeoordelen, lange tijd maatgevend geweest bij het onderzoek naar kritieken: er werd bekeken welk soort waardeoordeel overwegend werd gebruikt in een bepaalde kritiek of een corpus van kritieken en, in het beste geval, welke po??tica met die waardeoordelen correspondeerde. Er is nooit eerder stilgestaan bij de paradigmatische wortels van die benadering, die in het begin van de jaren 1970 ingang vond. Mooijs analysevoorstel maakte opgang tijdens de hoogtijdagen van de ergocentrische benadering, uitgedragen door het tijdschrift Merlyn. De aanpak van kritieken blijkt, welbeschouwd, zeer vergelijkbaar: de tekst van de kritiek staat centraal en wordt als het ware als autonoom tekstobject geanalyseerd, zonder oog voor zijn werking binnen het literaire systeem. Olf Praamstra (1984) heeft het model dynamischer gemaakt door aandacht te besteden aan de verschillende mogelijke strekkingen die een waardeoordeel kan aannemen. Praamstra stelde terecht vast dat waardeoordelen vanuit eenzelfde maatstaf vier verschijningsvormen kunnen hebben. Bij een beroep op mimetische argumenten bijvoorbeeld (een literair werk wordt beoordeeld in zijn verhouding tot de werkelijkheid) kunnen zowel de aan- als afwezigheid van mimesis worden gewaardeerd dan wel verworpen. Bovendien ging Praamstra als eerste op het ??? op zich evidente, maar voordien niet besproken ??? feit in dat een kritiek uit veel meer bestaat dan waardeoordelen alleen. Er zijn bijvoorbeeld ook metakritische en postulatieve uitspraken, die op zich geen rechtstreeks waardeoordeel behelzen, maar wel van belang zijn voor de kritische praktijk.
       Hoewel Praamstra???s aanpassingen de analyticus in staat stelden subtielere onderscheidingen in de kritieken aan te brengen liep die analysemethode dood. Beekman zegt hierover : ???Het steeds meer verfijnen van de classificatie en het beantwoorden van de vraag of een recensie al dan niet in een van de (sub)categorie??n paste, leek een doel op zichzelf te zijn geworden ??? terwijl het erom zou moeten gaan de classificatie te verbinden met een scherp geformuleerde vraagstelling. Het is dan ook geen wonder dat de discussie over de door Mooij ontworpen classificatie op een gegeven moment stagneerde.??? (Beekman 2003, p.200) Dat is maar een deel van de mogelijke kritiek. Het is een open deur en daarom des te verbazingwekkender dat hij niet al eens ingetrapt werd: bij uitstek literaire kritiek is natuurlijk niet autonoom te lezen. De aard van het genre draagt immers in zich dat het refereert aan ander werk, aan visies op de wereld en de werkelijkheid van de auteur en dat het als tekst op zich iets beoogt te bewerkstelligen bij de lezer (of dat nu de krantenlezer, concurrerende criticus of auteur is). Beekmans vaststelling is dan ook verder te voeren. Het ???doel-op-zich-zijn??? was inderdaad het onvermijdelijke failliet van deze methode, maar was ook onvermijdelijk een gevolg van de autonome benadering. Het probleem dat Beekman signaleert met betrekking tot kritiekanalyse geldt in zekere zin voor de hele werkimmanente analyse, die zo nauw verwant is aan de autonomistische kunstopvatting. Het omgekeerde bezwaar valt in te brengen tegen de institutionele benadering, zoals die bijvoorbeeld geoperationaliseerd werd door Cees J. van Rees in zijn belangrijke en inmiddels klassieke artikel uit 1985 over de canonisering van Hans Faverey. Van Rees verrichtte zonder twijfel baanbrekend werk binnen het Nederlandse taalgebied. Hij is de eerste geweest die de consequenties doordacht van de aanname dat literaire waarde geen objectief, zogenaamd autonoom, gegeven is, maar een gevolg van een proces van toekenning. Tegen Van Rees??? proeve van institutionele benadering kan worden ingebracht dat die in feite nog te statisch is, met te weinig parameters rekening houdt en ??? het belangrijkste punt waarop hier zal worden ingegaan ??? te zeer het eigene van elke kritiek en elke criticus negeert.


Lees meer in Dead men walking.