Op deze pagina's is het archief van DW B terug te vinden. Voor de actuele website ga naar: http://www.dwb.be

De prijs

Verschenen in: Lieve God

Dus we zitten in die wagen, we zitten in die wagen. Ik rij. Jonas en Lisel liggen op de achterbank te slapen. Als ik hoor waar we heen gaan laat ik het je weten.
      
Intussen vlieg ik over de snelweg, met een set van Modeselektor op de stereo, om me wakker te houden. Modeselektor is iets te veel stampmuziek naar mijn smaak, maar ik kon niets anders vinden.
      
We hadden dus haast ineens. Jonas, Lisel en ik zaten een blikje cola te drinken in de laatste kebabtent die bij Jonas in de buurt open is. Er zijn dingen aan de gang. Da???s niks nieuws, er is altijd wel iets aan de hand, overal. Maar nu was er iets met een klein meisje en een oude vent.
      
Goed. Van die oude vent kreeg ik ook de kriebels. Maar ineens vliegt Jonas op, trekt ons mee naar buiten, roept dat we achter die man aan moeten. Ik had hem niet eens zien weggaan, die man. Hij was samen met een nogal gare taxichauffeur.
      
Buiten die vent natuurlijk nergens te zien. Tuurlijk. Maar Jonas staat erop dat we achter hem aan gaan. Waarheen dan? Hm? Juist. Geen idee.
      
Was geen bezwaar voor Jonas. Hij rende naar zijn huis om zijn auto op te halen, overal stuiven voetgangers aan de kant, ik wil nog roepen, die mensen proberen ook alleen maar naar hun werk te gaan, maar ja, Jonas is al bijna bij zijn voordeur. Dan maar met Lisel op een drafje achter hem aan. Nog voor we er zijn komt hij alweer zijn huis uit, zodat we net op tijd zijn om bij hem op de achterbank te springen.

Je zou zeggen dat ik de tijd zit te doden, maar ik heb eerder het idee dat het andersom is. Dat gestaar de hele dag, de hele dag grijnzen er mensen naar me, klinken er deuntjes, glijdt er een onophoudelijke stroom aan schaduwwerelden aan mijn oog voorbij. De hele tijd word ik aangespoord om tot actie over te gaan, om de telefoon te pakken, om naar buiten te gaan, om een lot te kopen, maar daar word ik eigenlijk alleen maar passiever van.
      
Ik wacht. Ik zit te kijken om het wachten te veraangenamen, dat is wat ik mezelf voorhoud. Als ik niet kijk denk ik de hele tijd aan de hopeloosheid van mijn wachten. Dus kijk ik en word ik steeds langzamer, steeds bleker, steeds slapper, zakt de zitting van mijn stoel steeds verder door, komt er een steeds diepere kuil in de rugleuning te zitten.
      
Ik kijk voor me, en achter mij eet mijn stoel mij langzaam op.

Lisel zit nog naar adem te happen als we de straat al uit zijn. Relatief snel zijn we de stad uit ??? het was halfnegen ???s ochtends of zo. Iedereen wil juist de stad in rond die tijd, dus we kwamen in elk geval niet vast te zitten. Maar als je leeft zoals ik doe, eindeloos nieuwe werelden ontdekkend op een paar vierkante kilometer midden in de stad, dan vergeet je op een gegeven moment dat het ook mogelijk is om de stad uit te gaan. Serieus. Ik kan me niet herinneren wanneer ik voor het laatst een weiland heb gezien.
      
Ik had nog steeds geen idee waar de paniek om was. Eerlijk niet. Iets met die vent, ik heb het idee dat Jonas het ook niet echt wist. Lisel? Die was nog steeds zo wazig als een koekie, die was overal achteraangerend.
      
Jonas rijdt ons dus de stad uit. Ik zit op de achterbank. Dat is niks voor mij, daar heb ik te veel energie voor, om stil te zitten en uit het raam te kijken. Bovendien zat er iets heel vervelends in mijn rug te prikken, net boven mijn broek, waar mijn shirt altijd omhoog kruipt.
      
Ik graai achter me en vind twee cd???tjes die iemand gemaakt heeft van een set die Modeselektor voor ons heeft gedraaid. Denk er nog even over na om ze aan Jonas te geven, voor in de autoradio, maar ik herinner me net op tijd dat ik helemaal niet zo van Modeselektor hou, dat ik liever naar niets luister.
      
Blijken het de enige twee cd???s te zijn die in de hele auto te vinden zijn, dus zit ik nu al een uur of twee hoempatoempa hoempatoempa achter het stuur met die Modeselektorjongens.
      
Oh ja, ik heb dus een paar uur geleden Jonas achter het stuur vandaan weten te praten. Dat leek me wel nodig. Ik zag in de achteruitkijkspiegel dat zijn ogen in hun kassen lagen te draaien ??? geen fijn gezicht als je weet dat we tegen de honderdveertig gingen. Dus heb ik hem laten stoppen om even op de achterbank te gaan liggen. Lisel sliep gewoon door, Jonas deed binnen vijf minuten met haar mee.
      
En nu rij ik dus. Dat maakt ook niet uit. Net zomin als Jonas heb ik enig idee waar we heen gaan.

Ik versteen. Het lijkt alsof mij niets meer rest dan afwachten, afwachten en kijken. Als ik kijk vergeet ik dat ik wacht. Dat is belangrijk: als ik me herinner waarop ik wacht, valt het me te zwaar. Dus moet ik het vergeten, vergeten dat ik wacht en zit ik de hele dag te kijken naar een kunstmatige wereld die flitsend als een stroboscoop aan mijn oog voorbijtrekt.
      
Wat ik zie is een permanente stroom aan belachelijke onzin, een incoherent geheel dat telkens onderbroken wordt om andere onduidelijke boodschappen door te geven. Hoofden die ik herken, hoofden die ik nooit eerder heb gezien, hoofden waarvan ik weet dat ik ze zou moeten kennen, maar waarvan?
      
Nooit is er het hoofd bij dat ik zo graag zou zien.


Lees meer in Lieve God.