Op deze pagina's is het archief van DW B terug te vinden. Voor de actuele website ga naar: http://www.dwb.be

Bij Zwart Vierkant

Verschenen in: De ontwikkeling
Auteur: Daniel de Vin

Max Frisch, Schwarzes Quadrat. Zwei Poetikvorlesungen. Suhrkamp, Frankfurt/M., 2008. Redactie Daniel de Vin, m.m.v. Walter Obschlager. Nawoord Peter Bichsel.

???Max Frisch, niet voor de school, maar voor het leven???
Bij ????n van mijn bezoeken aan het Max Frisch-Archiv in Z??rich in mei 2003 wilde ik vooral informatie verzamelen over Blaubart (1982), een verhaal dat ik destijds als voorpublicatie in de Frankfurter Allgemeine Zeitung had leren kennen en nog steeds niet helemaal had ontraadseld. Tijdens een assisenproces in Z??rich werd begin 1980 een man vrijgesproken van de moord op zijn vrouw wegens gebrek aan bewijzen. Frisch was urenlang bij de getuigenverklaringen in de rechtszaal aanwezig geweest, wat hem zou helpen bij het schrijven van een verhaal over het proces van het vinden van de waarheid en de problematiek van de herinnering. Tussen dit materiaal uit de tweede helft van het jaar 1981 ontdekte ik een Duitstalig origineel typoscript genaamd ???NEW YORK CITY COLLEGE / Nov. 1981???, met twee lezingen van Frisch die voorts noch in het archief zelf noch in de editie van het Verzameld Werk enige sporen hadden nagelaten. Al na de eerste lectuur vond ik dat die teksten moesten worden gepubliceerd: als Schwarzes Quadrat (naar het manifest op het einde van de tweede lezing), of misschien als Max Frisch f??r die Schule (zinspelend op zijn werk Wilhelm Tell f??r die Schule). De lezingen konden inderdaad als een uitstekende introductie worden beschouwd voor nieuwe generaties jongeren, die wellicht niet meer in dezelfde mate als de Duitstalige generaties v????r hen Frisch op school hebben leren kennen.
       Bij een volgend bezoek aan het Max Frisch-Archiv, eind augustus 2006, had ik met archivaris Walter Obschlager een eerste gesprek over een mogelijke publicatie van Schwarzes Quadrat. Eind juni 2007 zou die in Frankfurt met uitgeverij Suhrkamp gedetailleerd worden gepland. Half juli 2007 ontving ik uit New York concrete informatie over een tweedelige publicatie in Fiction, een tijdschrift dat door Mark Jay Mirsky aan het City College of New York werd gepubliceerd (7/3 & 8/1, 1985, p. 245-269; 9/2, 1989, p. 29-42). De teksten waren vertaald door de Amerikaanse schrijfster Lore Segal, met een samenvatting van delen van het op de lezingen volgende gesprek. De redacteur van het tijdschrift verklaarde zich bereid een deel van het nawoord voor zijn rekening te nemen en zou later ook met (gedeeltelijk) succes op zoek gaan naar het door hem bewaarde geluidsmateriaal.
       Het jaar 1981 was voor Max Frisch zowel biografisch als literair heel bijzonder. Na de scheiding van zijn tweede vrouw had de auteur in 1979 ook afscheid genomen van Berlijn en zich in het voorjaar behalve in zijn woonplaats Berzona ook in New York gedomicilieerd, waar hij sinds begin jaren 1970 samen met zijn echtgenote Marianne een ruime kennissenkring had opgebouwd. Nu ging hij daar, tot 1984, samenwonen met Alice Locke-Carey. Voor Frischlezers is zij bekend als het personage Lynn uit het verhaal Montauk. In oktober 1979 was de Max Frisch Stichting opgericht en in februari 1981 werd aan de ETH, de technische universiteit van Z??rich, het Max Frisch-Archiv ingericht. In die context buigt Frisch zich nu ook in twee po??ticalezingen over zijn leven als schrijver.
       Pas in het woord vooraf van Mirsky bij de publicatie van het tweede deel vernemen we de precieze titel van de eerste lezing, die volgens een allusie in de tekst niet van Frisch zelf afkomstig is, maar wel door hem werd geaccepteerd: ???THE WRITER???S JOURNEY: FROM IMPULSE TO IMAGINATION???. De tweede lezing heeft als titel: ???THE WRITER AND HIS PARTNERS / THE FUNCTION OF LITERATURE IN SOCIETY???. De titel ???LITERATURE AND SOCIAL CONSCIOUSNESS???, waarop in de tweede lezing wordt gezinspeeld, heeft betrekking op een symposium met auteurs dat op een derde dag werd gehouden.
       De lezingen zijn zo gestructureerd dat de zeventigjarige, geconfronteerd met door hem gekozen eigen formuleringen uit vroegere decennia, nu in het openbaar tracht te achterhalen hoe hij op dat moment dacht. De meeste citaten stammen uit Tagebuch 1946-1949, waardoor nog maar eens de centrale betekenis van dit dagboek in het verzamelde werk van de auteur wordt onderstreept. In de eerste vier citaten gaat het in het voorjaar 1946 over het schrijven en wordt in de context van het eerste bezoek aan het naoorlogse Duitsland de relatie van taal en werkelijkheid bekeken. Het vijfde citaat dateert uit de zomer 1949 en thematiseert de relatie van taal en ervaring, het vertellen van verhalen, net als de drie volgende citaten: uit de romans Stiller (1954), Mein Name sei Gantenbein (1964) en uit het verhaal Montauk (1975). Terwijl het negende citaat, over de ervaring als inval, eveneens uit de context van Mein Name sei Gantenbein stamt, worden in het laatste citaat van de eerste lezing standpunten van 1978 geparafraseerd en vergeleken met formuleringen uit het jaar 1958, wat aan het begin en einde van de tweede lezing wordt voortgezet.
       Tegen de achtergrond van zijn ervaringen in de naoorlogse periode was het schrijven voor Frisch existentieel noodzakelijk geworden. De confrontatie met de taal leek hem hierbij het geschikte middel voor het verwerven van zelfkennis, in dialoog met partners. De geciteerde flarden van idee??n over het schrijven worden in het schrijfproces van ruim dertig jaar steeds opnieuw gevarieerd, niet essentieel veranderd. Omdat al wat leeft onzegbaar is, kan je er alleen maar omheen schrijven, vindt hij. Omdat beschrijving niet volstaat, heeft hij om dichter bij de werkelijkheid te komen de fictie nodig, wat hij halverwege de jaren 1960 op de spits drijft om halverwege de jaren 1970 te moeten constateren dat fictie alleen niet voldoende is. Om de realiteit te ontdekken heb je namelijk ook nog de magische impuls van de imaginatie nodig, de transformatie van het onzegbare in het po??tische: in beelden, ritmes of sc??nes die beklijven.
       Met een anekdotisch verhaal van een bezoeker van de hermitage in Leningrad tegen het einde van de tweede lezing illustreert Frisch zijn opvattingen over het utopische karakter van de kunst als tegengestelde positie van de macht. Dit mondt uit in een po??tisch manifest dat hij in het verlengde van het schilderij van Malevitsj de naam ???ZWART VIERKANT??? geeft en waarin hij literatuur, in de engere betekenis van het woord ???POESIE??? (als herziene benaming van Dichtung), omschrijft als ???de doorbraak naar de authentieke ervaring van ons menselijk bestaan binnen zijn historische context???.