Op deze pagina's is het archief van DW B terug te vinden. Voor de actuele website ga naar: http://www.dwb.be

De risico's van het navelstaren: Todorov en de teloorgang van de literatuur


Aan noodkreten over de teloorgang van de literatuur, met name in het onderwijs, heeft het de afgelopen tijd niet ontbroken, noch aan al dan niet canongestuurde reddingsplannen. Ook in Frankrijk maakt men zich over het overleven van literatuur op scholen zorgen, onder andere naar aanleiding van een alarmerend rapport van de onderwijsinspectie over het verdwijnen van de voor het traditionele Franse onderwijs zo karakteristieke literair-filosofische onderwijsvariant: in 2006 nog maar 10% van alle baccalaurei, tegen een 33% een paar decennia geleden. Alleen al de afgelopen twee jaar toonden petities, pamfletten (???On assassine la litt??rature!???), manifestaties van schrijvers en lerarenorganisaties, discussies in de kranten en op internet, dat de kwestie in elk geval bij velen leeft. Schrijvers en denkers publiceerden werken waaruit de veerkracht en de onmisbaarheid van literatuur moesten blijken, onder anderen Dominique Fernandez met L'Art de raconter, het collectief rond het tijdschrift Inculte met Devenirs du roman, en Alain Finkielkraut met de redactie van de bundel Ce que peut la litt??rature. In deze nationale context, die met duidelijke verschillen in de meeste westerse landen terug te vinden is, verscheen begin dit jaar het essay met de omineuze titel La litt??rature en p??ril (bij uitgeverij Flammarion, in de prikkelend bedoelde serie Caf?? Voltaire) van de bekende literatuurwetenschapper en cultuurhistoricus Tzvetan Todorov.
       Todorov was een van de boegbeelden van het Franse structuralisme in de literatuurwetenschap in de jaren 1960 en 1970. Hij kwam op zijn vierentwintigste vanuit Bulgarije naar Parijs, waar hij vervolgens bleef. Naast zijn eigen wetenschappelijke werk, is een van zijn grote verdiensten zeker zijn rol van middelaar tussen wetenschappelijke culturen geweest, dankzij zijn beheersing van verschillende talen, waaronder het Russisch. Buitengewoon invloedrijk waren zijn vertaling in 1965 van teksten van de Russische formalisten en zijn empathische presentatie en vertaling van Mikhail Bakhtin. Vanaf de jaren 1980 maakte hij opnieuw naam, nu als cultuurhistoricus en ethisch betrokken ???humanist???, met studies als La conqu??te de l???Am??rique (1982) en M??moire du mal, tentation du bien: enqu??te sur le si??cle (2000) over de extremen van goed en kwaad in de twintigste eeuw. Ook nam hij afstand van een naar zijn mening doorgeschoten vorm van literatuurwetenschap in Critique de la critique: un roman d???apprentissage (1981), een indringende autobiografische, wetenschapshistorische en kritische beschouwing over de ontwikkelingen binnen de literatuurwetenschap. Hij was daarmee een van de weinige literatuurwetenschappers in Frankrijk die zich expliciet bekommerden om de ethische aspecten van literatuur en literatuurwetenschap, in een periode dat in de Anglo-Amerikaanse wereld de ethical criticism aan een opmars begon. Veel stellingen uit deze studie komen opnieuw terug in het dit jaar gepubliceerde essay.
       Dit essay, aldus Todorov, ontstond naar aanleiding van zijn eigen ervaringen met het Franse onderwijs als vader van schoolgaande kinderen en als lid van de Conseil national des programmes (de adviesraad voor het onderwijs) van 1994 tot 2004. Twee hoofdstellingen: de literatuurwetenschap ??? met name het structuralisme ??? heeft de literatuur zelf verdrongen in het onderwijs, met bloedeloze abstractie tot gevolg. Daar komt bij ??? tweede stelling ??? dat de Franse literatuur zelf is verschraald en getheoretiseerd, veel meer dan bijvoorbeeld in de Anglo-Amerikaanse landen, waar de verhalende traditie is voortgezet: ze staart zich blind op de eigen navel of op die van de schrijver, getuigend van een ???autistische???, ???narcistische en gemakzuchtige fascinatie voor het Ik???; of ze geeft blijk van een al even ???desastreuze??? fascinatie voor ???het negatieve???. Kortom, de trias ???formalisme-solipsisme-nihilisme??? (p. 67) is de zelfgekozen sterfconstructie van de literatuur. Met zo???n instelling, is de suggestie, heb je helemaal geen ???externe??? ??? maatschappelijke en culturele ??? factoren meer nodig om de literatuur om zeep te helpen.
       Het pikante is natuurlijk dat Todorov zelf, als structuralist van het eerste uur, mede verantwoordelijk is voor de formele benadering die nu is doorgesijpeld in het onderwijs. De uitgebreide autobiografische excurs in zijn boek heeft dan ook iets apologetisch. Hij legt uit hoe voor een jonge Bulgaar onder het knellende communistische regime een formele, ???autonomistische??? benadering van literatuur juist de ruimte bood om te ontsnappen aan de verplichte ideologisering in de kritiek en in het academische discours over literatuur. Toen hij als jonge onderzoeker naar Parijs kwam, viel zijn hang naar het formalisme samen met de zoektocht van een klein aantal gedreven denkers als G??rard Genette en Roland Barthes, die de literatuur trachtten te bevrijden uit de wat sleetse explication de textes en de soms nitty-gritty filologische benadering. Dit alles in de voor insiders opwindende periode van de zelfreflexieve, formele experimenten van de nouveau roman, Oulipo en later Tel Quel. Maar, benadrukt Todorov, dit ???formalisme??? betekende absoluut niet dat literatuur inboette aan existenti??le en zelfs politieke zeggingskracht. Zijn eigen Werdegang levert immers daarvoor het levende bewijs ... Het formalisme dat hij beleed had een hogere opvatting van de functie van kunst voor ogen: zoals de door hem vertaalde Viktor Sklovski immers had betoogd, moet de aandacht voor vorm in de kunst een verscherping van de waarneming dienen, als tegenwicht tegen de afstomping ??? dus juist een beter zicht op de wereld. Bovendien was het voor Todorov evident dat een intrinsieke benadering van literatuur een complement moest vinden in antropologische, historische en andere ???contextuele??? kaders. Het is wel een wrange ironie van de geschiedenis dat de strijd tegen een verstarde benadering van literatuur op scholen, zelf verstarde tot iets wat misschien nog minder recht deed aan de ???levende literatuur??? zoals die voor Todorov zelf zoveel betekende.
       Naast deze autobiografische situering en legitimering van het formalisme, gaat Todorov in op de beknotting van literatuur in het onderwijs, op de literair-historische ontwikkeling die leidde tot de drie kwaden ??? ???formalisme-solipsisme-nihilisme??? ??? die hij koppelt aan de toenemende autonomie van de literatuur, en op de waarde van literatuur zelf, die om bescherming zou vragen.
       Zijn kritiek op het literatuuronderwijs is duidelijk: gezien de offici??le doelstellingen en de voorbeelden van toetsvragen die hij aanhaalt, lijkt het Franse literatuuronderwijs inmiddels voornamelijk gericht op het aanleren van analyse-instrumenten (het formalistisch-structuralistische erfgoed van ???heterodi??getische verteller???, ???focalisatie??? enzovoorts) en op ???abstracte??? kennis (genres en stromingen, teruggebracht tot een paar kreten), ten koste van het lezen van de boeken waarop die analyse losgelaten zou moeten worden.1
Leraren, zelf gevormd in een eng opgevat ???autonomistisch??? denkraam, slagen er niet in om leerlingen te laten zien hoe je deze instrumenten kunt gebruiken om de vitale betekenis van teksten te ontsluiten, aldus Todorov. Laat leraren zelf weer lezen en ontdekken hoe zij op hun beurt jongeren een existentieel relevante literatuur terug kunnen geven, boeken die je ???helpen te leven???, zoals hij zelf ervaren had (hij noemt haar niet, maar Martha Nussbaums vurige pleidooi voor een literatuur en leeservaring gericht op morele inspiratie, staat dicht bij zijn betoog2). Hiertoe zijn alle methoden bruikbaar, als we maar niet opgesloten worden in het getto van het formalisme. De vraag is wel hoeveel leraren in de veeldelige studie over Fjodor Dostojevski van de Amerikaan Joseph Frank het inspirerende model zullen zien om hun rusteloze klassen weer aan het lezen voor het leven te krijgen.
       Het pleidooi voor een ervaringsgerichte manier van lezen is uiteraard niet nieuw. In Nederland is het inmiddels ingevoerd in het onderwijs, met onder andere het leesdossier, maar dat heeft helaas nog niet de blijvende liefde voor literatuur gezaaid waarop men hoopte, hoewel het volgens Marc Verboord zonder deze hervorming nog erger was geweest, en er enige hoop schuilt in het stimuleren van het ???leesplezier???.3 Maar voor Todorov moet het dan ook wel gekoppeld worden aan het doorgeven van de canon ??? inspirerende en verheffende voorbeelden van groots denken, voelen en schrijven ??? en van een bredere cultuur- en idee??ngeschiedenis, parallel aan de andere geschiedenislessen. Zijn argumenten hiervoor zijn ook in onze canondiscussie uitgebreid verwoord, en kunnen op veler instemming rekenen4: alleen op deze manier krijgen jongeren besef van de plaats van hun eigen cultuur in de tijd; door het lezen van teksten, van Sophocles tot Primo Levi, neem je deel aan de dialoog van mensen door de tijden heen, zoals we via lezen ook de afstand tot andere culturen of tot een ander mens kunnen overbruggen. Een canon vormt daarom een essentieel cultureel bindmiddel in een tijd van sociale en culturele versplintering. Wel neemt Todorov het literatuurbegrip ruim, in de oudere zin van ???letteren???, en laat er allerlei in moreel of intellectuele zin belangrijke teksten onder vallen, van brieven uit concentratiekampen tot reisverslagen, een tendens die tegenwoordig met de Cultural Studies wijdverbreid is geraakt. Todorov verwijst naar de Franse historici, die er redelijk in zijn geslaagd om de status van de geschiedenis in het onderwijs als ???gemeenschappelijk cultureel referentiekader??? te verzekeren: zoiets zou ook voor de literatuur mogelijk moeten zijn. Op de hevige discussie, ontketend door een wetsvoorstel dat een eenzijdig ???hexagonaal??? zicht op de koloniale geschiedenis moest garanderen, gaat hij niet in.
       Opmerkelijk is wel dat Todorov geen enkele moeite doet om zich te verdiepen in de belevingswereld van een groot deel van de jongeren voor wie dit leesonderwijs bestemd zou zijn, noch in die van hun leraren. Over internet geen woord, noch over de impact van de jeugdcultuur, de concurrentie van andere vormen van tijdsbesteding en van andere media, noch over het ontbreken van de voorwaarden voor lezen: niet alleen een cultuur waarin geletterdheid meer betekent dan basic literacy, maar ook rust, ennui ??? waarover Antoine Compagnon zulke rake dingen schrijft. Geen woord over de sociale en culturele diversiteit waar scholen mee te maken hebben, en over de ingrijpende veranderingen in de status van de intellectuele cultuur, onder invloed van demografische, sociale en vooral ook mediale ontwikkelingen ??? veranderingen waardoor literatuur inderdaad een geheel andere plaats in de cultuur inneemt, maar die ook de exacte vakken, en meer algemeen, de status van het (intellectuele) leren raken.5
       Zoals gezegd, zoekt Todorov de verantwoordelijkheid voor de bedreiging van de literatuur niet alleen in het onderwijs, maar ook in de ontwikkeling van de literatuur zelf. Sinds de verlichting heeft de literatuur zich steeds meer vrijgemaakt van haar opgelegde rol als spreekbuis van kerkelijke of maatschappelijke autoriteiten, een proces van autonomisering dat, zoals bekend, al uitgebreid door Pierre Bourdieu en anderen is beschreven. Maar tot aan het begin van de twintigste eeuw, stelt Todorov, wisten schrijvers een evenwicht, hoe wankel ook, te vinden tussen de nagestreefde autonomie en betrokkenheid bij ???de wereld???. Een hogere roeping behoedde zelfs Charles Baudelaire of Oscar Wilde voor een steriele opsluiting in de ivoren toren. Sinds de twintigste eeuw, met zijn verwoestende wereldoorlogen en het vele andere geweld, met zijn al even verwoestende denkers als Friedrich Nietzsche (die hier vrij alleen het gewicht moet dragen van het gewraakte nihilisme, hoewel ???het deconstructivisme??? even om de hoek komt kijken), is de balans doorgeslagen. De formalistische, solipsistische en nihilistische tendens heeft gezegevierd. Terwijl de mensheid behoefte had aan verheffing en inspiratie, maar ook domweg aan verheldering van de eigen situatie, kijkt de literatuur enkel nog in de spiegel, of ternauwernood over de rand van het bed en de goot, als ze niet al verzandt in (lees futiele) vormspelletjes. En het is wel deze beperkte opvatting van de autonomie van de literatuur die tegenwoordig de burelen beheerst van uitgevers, van de bladen waarin de kritiek verschijnt en de academie. Getuigen van ???nobele gevoelens??? geldt daarbinnen als grenzeloos na??ef, zo niet als wansmakelijk, evenals het vertellen van verhalen. Met deze minachting van de behoefte van de ???gewone??? lezer veegt Todorov de vloer aan. In zo???n steriele omgeving verkommert de literatuur. Het is niet voor niets dat de Franse literatuur mondiaal geen weerklank meer vindt.6
       Deze analyse zal bij velen een zekere herkenning oproepen, maar is tegelijkertijd wel erg algemeen, als zij niet al achterhaald is: het engagement is ook bij veel Franse schrijvers, en critici, terug van weggeweest. Todorovs verontwaardigde lezers hielden hem hele lijsten voor van hedendaagse ???echt verhalende??? of juist experimentele schrijvers, voor wie literatuur wel degelijk een onderzoek is naar de condition humaine. En als je kijkt naar de wijze waarop voor literatuur belangrijke media romans over de banlieues, over kindsoldaten in Afrika of over mei 1968 bespreken, dan krijg je bepaald niet de indruk dat de autonomistische norm nog steeds de overhand heeft ??? behalve, inderdaad, op scholen en aan veel, maar beslist niet alle, Franse universiteiten waar idee??ngeschiedenis en sociologische benaderingen ook sterk vertegenwoordigd zijn. Van andere bloeiwijzen van literatuur ??? op internet, in workshops met kansarmen, in populaire gebeurens als poetryslams ??? lijkt Todorov geen weet te hebben. Kortom, zijn Thomas Vaessens heeft hij nog niet ontmoet. Maar deze alternatieve manifestaties van een literatuur die wel degelijk ervaring van werkelijkheid verbeeldt, kunnen zich natuurlijk niet meteen met Sophocles meten.
       Over de aantasting van de status die literatuur lange tijd in de Franse cultuur genoot en die weerspiegeld en bestendigd werd door haar plaats in het Franse onderwijs kan geen twijfel zijn. De cijfers en de richtlijnen voor het middelbaar onderwijs zijn onontkoombaar. De schok die dit teweegbrengt in een cultuur waar traditioneel de kunst van het woord een groot prestige droeg, is groot. De vraag is wel wat daar precies de oorzaken van zijn, maar ook: welke voor een cultuur belangrijke ???functies??? met literatuur precies verloren zouden gaan, waarvoor die dan onontbeerlijk zijn, en of ze misschien door andere uitingsvormen of domweg door nieuwe vormen van literaire cultuur overgenomen worden. Om dergelijke vragen te beantwoorden is een analyse vanuit een breder media-, onderwijs- en cultuursociologisch en historisch perspectief geboden, een analyse die bovendien rekening houdt zowel met de globalisering, zeker ook in de jongerencultuur, als met de tanende rol van de schrijver als publieke intellectueel. Ook antropologisch en cognitief onderzoek naar de functie van (het uitwisselen van) verhalen en van het verwoorden, in taal, van ervaring biedt hier belangrijke argumenten. Als, zoals Todorov betoogt, de oorzaken voor de teloorgang van de literatuur gezocht moesten worden in een voornamelijk interne ontwikkeling, dus binnen de literaire cultuur zelf en haar reproductie in het gehele onderwijssysteem, dan zou het tij gekeerd kunnen worden als schrijvers weer vol toewijding hun humanistische opdracht zouden oppakken en leraren weer vol passie deze werken voor hun leerlingen zouden ontsluiten; computerspelletjes, hangplekken, de hele jeugdcultuur zouden vanzelf wijken voor deze inspirerende dialoog die jongeren hun plaats in de wereld doet ontdekken.
       Todorov heeft zijn engagement betuigd op de wijze die bij zijn status past: als wetenschapper met een grote staat van dienst, die tevens in tal van offici??le commissies zijn maatschappelijke rol als notabele vervult.7 Naast deze inzet, die wortelt in een indrukwekkende maar misschien al te ???vanzelfsprekende??? kosmopolitische eruditie, lijken andere argumentaties en bewijzen geboden: experimenten in multiculturele klassen met literatuur die beladen onderwerpen bespreekbaar maakt, bijvoorbeeld, of een experiment als dat in Schotland, waar op een aantal scholen vanaf de vroegste leeftijd ??? weliswaar geen literatuur maar ??? filosofie wordt ???bedreven??? op interactieve en interpellerende wijze met als resultaat een aantoonbare toename van tolerantie en begrip voor de ander en afname van agressie, zozeer dat het experiment naar andere scholen wordt uitgebreid.8 Wel houdt Todorov literatuurwetenschappers en beleidsmakers een confronterende spiegel voor: aan welk soort cultuur draagt ons soort onderwijs bij? Ook maakt zijn soms ongemakkelijk en confronterend essay eens te meer duidelijk hoezeer niet alleen kunstwerken, maar ook theoretische posities, autobiografische, historische en maatschappelijk-politieke wortels en consequenties hebben.


Noten

1. Minstens zo dodelijk is taalonderwijs dat vooral op communicatie is gericht, met literatuur als illustratiemateriaal. Zie op dit punt ??? en over de algemene teloorgang van literatuuronderwijs ??? het veel scherper geformuleerde en goed ge??nformeerde essay van Antoine Compagnon, ???Apr??s la litt??rature???. In: Le D??bat, 2000, 110, p. 136-153.
2. Zie bijvoorbeeld Martha C. Nussbaum, Love???s Knowledge. Essays on Philosophy and Literature. Oxford University Press, New York/Oxford, 1990.
3. Zie zijn ???Leesplezier als sleutel tot succesvol literatuuronderwijs???. In: Leescultuur onder vuur, Koen Hilberdink en Suzanne Wagenaar (red.). KNAW, 2006, p. 35-52.
4. Toonaangevende voorvechters van een literaire canon zijn in het Nederlandse taalgebied Maarten Doorman, Marita Mathijsen en Frits van Oostrom; opvallend, vergeleken bij Todorov, is ??? meestal ??? hun strategie van enthousiasme en ???frisse opgewektheid???.
5. Zie voor een andere toon met betrekking tot Nederland Thomas Vaessens met zijn stellingname voor een betere aansluiting bij de jongerencultuur, of analyses van de hedendaagse culturele diversificatie, zoals van Kees van Rees, Susanne Janssen en Marc Verboord in De productie van literatuur. Het literaire veld in Nederland 1800-2000
(Gillis J. Dorleijn en Kees van Rees (red.). Vantilt, Nijmegen, 2006).
6. Een vergelijkbare, zij het provocerender geformuleerde, historische analyse verscheen eerder van de hand van William Marx (L???Adieu ?? la litt??rature. Historie d???une d??valorisation XVIIIe - XXe si??cle. Minuit, Paris, 2005).
7. Gis??le Sapiro onderscheidt verschillende vormen van engagement, waaronder die van de notabele die de gevestigde belangen verdedigt tegenover die van de avant-garde. Zie haar ???Forms of politicization in the French literary field???. In: Theory and Society, 32 (2003), no. 5-6, p. 633-652.
8. Reportage van Gert-Jan van Teeffelen, ???Schotland kweekt kleine wijsneuzen???. In: de Volkskrant, 21 juni 2007.