Op deze pagina's is het archief van DW B terug te vinden. Voor de actuele website ga naar: http://www.dwb.be

Romanschrijvers aller landen, verenigt u!


Voor Hella Haasse


Romans zijn aanstootgevend. Het zijn dingen die weerstand bieden aan de verwachtingen en voorkeuren van lezers. In Invitation to a beheading: a novel
(1959) roept Vladimir Nabokov het beeld op van een soort bultige, pokdalige, mottige, bobbelige zaken die, voor een spiegel geplaatst, toch ineens knap zijn. De spiegel is de act van het lezen, de interpretatie. Die negeert de pokdalige bobbeligheid en herschikt alle elementen in een knappe interpretatie. In deze toe-eigening zit welhaast onvermijdelijk een element van purificatie. Dat is wat een cultuur doet met een aanstootgevend object om het in zich op te nemen. Was het niet Voltaire die ooit schreef dat boeken, voordat ze in de Hemel der Letteren kunnen worden bijgezet, door engelen met fijne borsteltjes moeten worden schoongepoetst? Nu heeft dit tijdperk een probleem met de roman. Aanstootgevend is alleen wat weerstand biedt. Weerstand biedt wat daadwerkelijk in de weg ligt, als een zwerfsteen op een landweg. Weerstand biedt wat de doorgang blokkeert. Vraag is of de roman die functie op dit moment wel kan vervullen. Het probleem is niet dat de roman achteruit is gegaan, zoals Tzvetan Todorov stelt in zijn enkele maanden geleden verschenen pamflet tegen de deplorabele staat van het literatuuronderwijs in Frankrijk, La litt??rature en p??ril, waarin hij en passant de huidige roman ???steriliteit??? verwijt. Daarop is hij in het debat in Frankrijk direct krachtig teruggefloten. Het probleem is dat de roman, die als een steen op de weg zou moeten liggen ??? dat is de historische taak van de roman ??? deze rol niet kan vervullen omdat de weg tussen schrijvers en lezers, tussen schrijvers en de kritiek, tussen romanschrijvers en de literatuurwetenschap al geblokkeerd is. Er heerst onder de betrokkenen dan ook een onmiskenbaar gevoel van crisis, een situatie waarin de gebruikelijke oplossingsstrategie??n ontoereikend zijn geworden. De contouren hiervan tekenden zich steeds duidelijker af in het proces van voorbereiding van dit themanummer, in gesprekken met romanschrijvers, critici, literatuurwetenschappers, uitgevers en boekverkopers. Het is onze stellige overtuiging dat het gaat om een institutioneel probleem ??? of eigenlijk om een serie samenhangende problemen. Zo worden romanschrijvers en romancritici uiteengehouden door hoofdredacties die voor serieuze romankritiek steeds minder ruimte over hebben, omdat de krant vreest dat lezers weg zullen lopen (de trauma???s liggen vers in het geheugen). Hoofdredacties houden hun eigen critici voor dat nog geen drie procent van hun lezers de kritieken leest en men probeert lezers aan zich te binden met wat men denkt of althans hoopt dat zij wel zullen willen lezen ??? en met deze ingreep is het instituut van de romankritiek zoals we het kenden geschiedenis geworden, zeker in dag- en weekbladen.
       In de Verenigde Staten is het niet anders. De maatschappelijke gevolgen van dit alles worden onderschat ??? behalve door de schrijvers. ???There was a time when intelligent people used literature to think. That time is coming to an end.??? Dit schrijft Philip Roth in zijn zojuist verschenen roman, Exit Ghost. Hij verzet zich tegen het type literaire journalistiek dat de plaats van de romankritiek nu moet innemen. ???Your paper???s cultural journalism ??? the more of it there is, the worse it gets. As soon as one enters into the ideological simplifications and biographical reductivism of cultural journalism, the essence of the artifact is lost. Your cultural journalism is tabloid gossip disguised as an interest in ???the arts???, and everything that it touches is contracted into what it is not.??? Dan volgt de sombere conclusie: dat het institutionele spanningsveld waarin op dit moment de romankritiek binnen kranten en de romanstudie binnen vakgroepen Engels moeten opereren, inmiddels zo ???destructively at odds??? is met ???the aims of imaginative writing, as well as with the rewards that literature affords an open-minded reader, that it would be better if literature were no longer put to any public use??? (181-182). En dan volgt, als uitsmijter, in een voor Roth typische, licht hysterische apotheose: ???Reading/writing people, we are finished, we are ghosts witnessing the end of the literary era ??? take this down.??? (186)
       Nu zijn deze zinnen door Roth in de mond gelegd van een personage (de vrouwelijke hoofdpersoon van zijn boek) maar dit verzwakt de betekenis van de uitspraken niet: het versterkt ze eerder. Dit personage is immers het enige dat van Roths alter ego Nathan Zuckerman de volle sympathie heeft. Ze is een in 1945 aan de Shoah ontsnapte jonge letterkundige met een hartstocht voor literatuur en een blijvende liefde voor de oudere, bewonderde schrijver met wie ze samenleefde aan het einde van zijn leven, maar die inmiddels is overleden en wiens werk niet meer vindbaar is in de boekhandel. Dat zij de spreekbuis is van Roth geeft aan deze woorden, geplaatst als ze zijn binnen de context van overleven en doorleven, een onderstroom mee van een existenti??le crisis. Dat Roth zich de biografen van het lijf probeert te houden met zijn sneer naar de biografisch geori??nteerde kritiek (overigens legitiem genoeg, voor een romanschrijver!) is van deze zinnen en roman een te armzalige interpretatie.
       Er is een gevoel van crisis ??? dat wordt gedeeld door schrijvers en door een snel toenemend aantal critici, letterkundigen en docenten. Dit gevoel van crisis wordt nog eens verdiept door de omstandigheid dat voor ieder apart pijnlijk onduidelijk is wat men er binnen de eigen gelederen aan kan doen, zoals de socioloog Max Weber heeft voorspeld, met een scherp inzicht in het menselijke probleem te moeten functioneren in een maatschappij die in een proces van toenemende institutionalisering verwikkeld is. En dit brengt ons vanzelf op de staat van het (literatuur)onderwijs, waarover in de afgelopen jaren al zoveel gesproken is en waaraan het genoemde pamflet van Todorov grotendeels is gewijd. In Frankrijk is het literatuuronderwijs in de eerste plaats gericht op de abstracte, technische analyse van literaire werken. Todorov houdt een pleidooi voor een situatie waarin boeken gelezen worden, waarin docenten aan jongeren laten zien en hun laten ervaren hoe boeken en leven samenhangen, en waarin een canon wordt gepresenteerd om jongeren te leren hun eigen cultuur te plaatsen in de tijd.

In zijn kort geleden verschenen nieuwe roman, Diary of a Bad Year, komt J.M. Coetzee tot het voorstel dat wanneer doceren in universiteiten onmogelijk is geworden, het er dan maar buiten moet. Hij trekt zelfs een vergelijking met de situatie onder rigide en repressieve communistische regimes in het voormalige Oostblok. ???Universities seem to be fairly miserable places nowadays???, schreef Coetzee onlangs aan zijn collega van de universiteit van Exeter, Jane Poyner. Het heeft volgens hem alles te maken met ???imposing a business model on them???. Wederom: dit is geen ironie van Coetzee. Ironisch hierover is alleen David Lurie in Disgrace, wanneer hij met een navrant soort zelfspot vaststelt dat hij als literatuurkenner is uitgeschakeld, omdat hij colleges Communications moet verzorgen voor jongerejaars, die net zomin als hijzelf in leren ???communiceren??? geloven. Wel mag hij nog ????n cursus ???Byron??? geven, want dat is goed voor het moreel.
       Een universiteit die verder met het oog op onderzoeksresultaten en publicatiescores zich uitsluitend richt op het internationale debat in de vaktijdschriften en met de rug naar de eigen samenleving en de studenten gaat staan, wordt zelf maatschappelijk irrelevant, zoals minister Ronald Plasterk moet vrezen. Er is alle reden de zogeheten kennisvalorisatie ??? het aanwenden van academische kennis in het maatschappelijk debat en voor het maatschappelijk belang ??? zeer serieus te nemen, stelde Maarten Doorman onlangs onder veel bijval in een uitgebalanceerd betoog bij de offici??le opening van de nieuwe debatplaats in Amsterdam, Spui 25, een schakel tussen universiteiten en publiek.

Vorig jaar publiceerde de Koninklijke Vereniging van het Boekenvak (namens het Boekenoverleg) het letterenmanifest De Uitkijkpost van de Literatuur, waarin zorg over de ontwikkelingen in het boekenvak wordt uitgesproken (dat net als het cultuuronderwijs geplaagd wordt door scepsis over waarde, kwaliteit en richting) en waarin wordt gevraagd om bijstellingen in onderwijs- en cultuurbeleid: ???Willen de letteren hun positie als uitkijkpost over de wereld, als instrument voor burgerschapsontwikkeling en als oord van reflectie op de eigen cultuur en waarden behouden, dan is het hoog tijd voor meer visionaire en financi??le betrokkenheid van de overheid.???
       In een open brief aan de Koningin der Nederlanden vraagt ook A.F.Th. van der Heijden in dit nummer aandacht voor de positie van de roman en de romanschrijver, maar tevens voor het boekenvak in het algemeen, dat naar zijn mening beslist meer protectie verdient. Hij vraagt koningin Beatrix haar naam te willen verbinden aan de protectie van de Nederlandse romankunst: ???zie toch vooral de literatuur als een bedrijf waar een taal, door duurzame verandering, in leven wordt gehouden???. Bescherming verdient ook de romanschrijver, die nu het gevaar loopt als homo unius libri door het leven te moeten gaan: als de schrijver van ????n boek, omdat de andere boeken niet meer leverbaar zijn. ???Wordt het geen tijd, Majesteit, dat de kennelijk kwetsbare kunstvorm die de roman is meer bescherming krijgt, al is het maar op symbolische wijze???? Dit vraagt, in een uitvoerige brief, een ???beoefenaar van het genre???, A.F.Th van der Heijden, ???voorlopig op persoonlijke titel???.

Ondertussen wordt aan het belang van de roman zelf niet getwijfeld. Dat blijkt nog maar eens uit de woorden van de 89-jarige Hella Haasse die in dit speciale romannummer onverminderd en met volledige inzet haar engagement met de roman uitdraagt, of uit de woorden van Ivo Michiels, de grote romanvernieuwer, die in een kort statement nog maar eens onomwonden zijn bijzondere visie uitspreekt. Maar ook een historicus als Hayden White beklemtoont het belang van de roman, zoals dat aan de orde komt in de bijdrage van Herman Paul of in het gesprek met Frank Ankersmit: ???Voor alles wat de studie van het verleden de moeite waard maakt, moet je bij romanschrijvers zijn [???], niet bij historici.??? Op de verrassende faux pas van Todorov, opperend dat de roman zelf aan maatschappelijk belang zou hebben ingeboet, reageerde toute la France direct verhit. In de woorden van Liesbeth Korthals Altes, uit haar bijdrage aan dit nummer: ???Todorovs verontwaardigde lezers hielden hem hele lijsten voor van hedendaagse ???echt verhalende??? of juist experimentele schrijvers, voor wie literatuur wel degelijk een onderzoek is naar de condition humaine. En als je kijkt naar de wijze waarop voor literatuur belangrijke media romans over de banlieues, over kindsoldaten in Afrika, of over mei 1968 bespreken, dan krijg je bepaald niet de indruk dat de autonomistische norm nog steeds de overhand heeft [???].???

Milan Kundera noemt de roman een grootse ontologische vinding en ????n van de grote ontdekkingen van de moderne tijd. Hij houdt een scherp pleidooi voor de roman en de studie van de interessante ontwikkelingen die de roman zelf, ook op dit moment, doormaakt en die alleen in het licht van de geschiedenis van de roman goed te begrijpen zijn. ???Vat krijgen op het concrete van het heden, dat is een van de tendensen die de ontwikkeling van de roman vanaf Flaubert hebben bepaald???, schrijft hij in zijn Verraden testamenten. ???Vat krijgen op het heden???, dat is voor romanschrijvers geen retorisch of stilistisch maar een ontologisch probleem. Een van de grootste misverstanden rond de roman ??? die Kundera dan ook hardnekkig weigert te zien als een toevallig ???literair genre??? ??? is dan ook dat het een tamelijk willekeurige tekstsoort zou zijn, een min of meer gesofisticeerd stilistisch akkefietje, een mislukt journalistiek breiwerk van buitensporige lengte. Romanschrijvers ??? van Philip Roth tot Marlene van Niekerk, van J.M. Coetzee en Hella S. Haasse tot A.F.Th. van der Heijden, Tom Lanoye en Marjolijn Februari ??? zoeken de weerstanden in de maatschappij, in de cultuur, in hun lezers, in zichzelf op. Door romanschrijvers en romanlezers wordt sterk gevoeld dat de roman op dit moment dan ook een taak en een belang heeft in een wereldwijd veranderingsproces dat met traumatische gebeurtenissen gepaard gaat. Tegelijk bestaat er verwarring onder schrijvers: dat zij minder worden gehoord, dat de roman aan bestaansrecht zou hebben ingeboet.

De oproep in dit dubbelnummer is niet een oproep tot een fusie van allen met allen en het pleidooi geldt ook niet een bepaald type roman maar, voorbij aller smaak en aller voorkeuren, is het een oproep om over deze crisis en vooral het maatschappelijk belang van de roman in de openbaarheid te treden. Het is een oproep om de institutionele kloven te overwinnen en de roman te beschouwen vanuit allerlei perspectieven ??? als in dit dubbelnummer. Dit is een oproep, zoals A.F.Th. van der Heijden zegt in zijn Brief aan Beatrix, ???voorlopig op persoonlijke titel???: Romanschrijvers en letterkundigen aller landen, verenigt u!


Onze dank gaat uit naar alle medewerkers aan dit nummer en naar: Yves T???Sjoen, Eric de Kuyper, Goffe Jensma, Kris Humbeeck, Dirk de Geest, Bart Vervaeck, Gaston Franssen, Connie Verberne, Micha??l Zeeman, Henk Pr??pper, Maarten Doorman, Barend van Heusden, Oek de Jong.