Op deze pagina's is het archief van DW B terug te vinden. Voor de actuele website ga naar: http://www.dwb.be

Het hart van Brussel

Verschenen in: Een spier van goud
Auteur: Koen Peeters


1 januari 2007


Op een bureau in een kantoor aan de Louizalaan liggen diverse zakenpapieren, een signataire, foto???s van een man op recepties, altijd in pak, altijd geposeerd, en ook de laatste jaarrekening die onlangs werd gepubliceerd. In al die documenten staan, zwart op wit, de sterktes, de zwaktes, de kansen en al wat de onderneming persoonlijk bedreigt, ja zelfs het mes op de keel zet. In de signataire wacht een contract geduldig op ondertekening.
       De man op die foto???s bent u.
       Het contract wacht op uw ondertekening.
       U zit aan dat bureau licht wanhopig te zijn. Plots voelt u hoe achter u een deur traag openzwaait en in de opening verschijnt een grote, onbekende kamer met zwaaiende, feestelijk wuivende gordijnen. Een man in zwart uniform komt binnen en gooit een balletje naar het bureau.
       Dat kan niet, denkt u. Er is geen deur of kamer achter u.
       En toch gebeurt dat. De tijd vertraagt. Alles wat het balletje zal raken, zal voor altijd wegwaaien. Traag en zuiver beschrijft het projectiel een boog. Een wiskundige curve. U kunt zelfs het verloop van de boog verder tekenen in de ruimte, u volgt de lijn met uw vinger, maar schiet dan plots wakker met bruut wiekende armbewegingen. Al het papier stuift in de lucht, de signataire slaat met veel onhandig lawaai op de grond. Het is zeven uur ???s avonds, iedereen op kantoor is al vertrokken.
       Er is een soort ruis, een verleden dat maar niet geklasseerd raakt.
       U gaat zitten in de fauteuil in grove stof, naast het bureau. Sinds enige tijd brengt u daarin uw avonden door met lezen. Het boek dat u nu leest, is als een zwart koffertje: het kaft en zelfs de bladsnede zijn pikzwart. Het is het verzameld werk van een dichter die zich in de Seine verdronk in Parijs in 1970, hij sprong vermoedelijk van de Pont Mirabeau. De letters in het boek worden alsmaar zwarter. Na tien minuten lezen weet u niet meer waar u bent. U bent verdwaald in uzelf. U wandelt en u lijkt niets meer te zien of te horen. U moet daar dringend weg. U sluit het kantoor af en loopt langs het Stefaniaplein, naar de Kleine Ring, en verder langs de brede Boulevard de Waterloo. Uw hart is vol ongedurigheid, nerveuze onrust en na de lange werkdag zal de wandeling onder de platanen u zuurstof geven. Dat denkt u toch.
           
Voorbij de Hallepoort, op de Hallepoortlaan ziet u hoe uw gezicht weerspiegeld wordt in de vitrines van Au Volle Pot en Dixmude II. U loopt langs telefoonwinkels, theesalons en nachtwinkels. Levendig herinnert u zich hoe u hier, veertig jaar geleden, op een middag aankwam. U was achttien, het waren de dagen van de bevrijding. Montgomery was de held. Overal Belgische vlaggen, portretten van Leopold, en in de straten liepen kinderen trots in hun scoutsuniform. Sommigen hadden een nazivlag achter hun fiets gebonden. Hitlerportretten werden uit de ramen gekeild, stropoppen met snorretje keer op keer opgehangen. Iedereen lachte, iedereen praatte met iedereen of kroop op rijdende vrachtwagens en tanks. U stond daartussen, met een bleekblauw gezicht. Aan het Zuidstation zag u vanuit de verte een man die een karton met uw naam opstak.
       U leest dat goed: uw naam stond erop.
       U zette uw koffertje neer en keek toe. Dit was dan het langverwachte: slechts ru??nes, ge??mproviseerde wegwijzers, overal kamperende Amerikanen, Canadezen en Britten in jeeps.

U wacht nu voor een verkeerslicht aan de Boulevard du Midi. Een Poolse vrachtwagen davert voorbij: rauw en vies. Op dit moment voelt u opnieuw de stemming van de jaren veertig: de angst en tegelijk de razende, ziedende woede. Op het moment dat u die emoties voelt en ze benoemt, zijn ze al verdampt. Na een oorlog is alles toch opgeruimd? De toekomst helder? Na een oorlog kan je doen wat je maar wilt. De man aan het Zuidstation zei: ???U kunt alles worden wat u maar wenst.???
       Hij gaf een enveloppe met geld en een stratenplan van Brussel. U dankte hem, maar u wilde meteen alleen op stap. U zou rond Brussel lopen over de Kleine Ring, en u vertrok schleppend langs de Poincar??laan, net zoals u nu doet. De namen en de volgorde van de Brusselse poorten en pleinen wilde u in het hoofd hebben: om de stad vast te nemen, om de wereld af te bakenen, om alle vluchtwegen te kennen. Hoor de bedrijvige koorzang van het verkeer. Ja, ondernemer zou u worden.
       Nu staat u stil bij de Anderlechtse Poort. De wereld is hier lichtblauw, breed en een beetje Arabisch. Een zwerver roept u toe: ???Commis-voyageur!??? Ergens jankt een hond ingehouden. Of zijn het twee honden? Het kruispunt is strategisch bezet door vier bedelaars. E??n op elke hoek: de eerste bedelaar is gekleed in battledress, de tweede slaapt op grote plastic zakken, de derde ligt languit op stukken karton en de laatste verzorgt het bloederige oor van zijn jankende hond.
       ???Wandelende Jood???, roept de eerste bedelaar.
       Het is de eerste keer dat iemand u zo noemt.
       ???Waar gaat gij naartoe????, roept de bedelaar opnieuw. ???Gij zijt een wandelende Jood.???             Waar gij naartoe gaat, daar aan de Slachthuislaan, de Boulevard de l???Abattoir? Die vraag is zo groot als een schip dat ???s avonds de haven ongemerkt tracht te verlaten. Ook zo heldhaftig: waar gij naartoe gaat? Quo vadis? En zijt gij een Jood?
       (Was uw moeder een Joodse, dan zijt gij een Jood. Maar nooit hebt gij in een getto geleefd, gij eet geen matses, spreekt geen Jiddisch en gij draagt uw haar niet in pijpenkrullen. Gij hebt nooit iemand lastig gevallen met verhalen over kristalnachten en davidsterren. Liefst beperkt gij u tot de handel, nee gij zijt geen Jood.)
       Nee, gij zijt geen Jood. En toch noemen ze u een wandelende Jood.
       Wat een vreemde geur hangt er aan de Ninoofse Poort.
       Aan de Vlaamse Poort staat een zwarte man in donkerblauwe stofjas. Hij giet blikjes, emmertjes, doosjes met vloeistof tegen een gevel uit. Andere zwarten staan toe te kijken en geven commentaar. Op het trottoir liggen papierresten, halve dozen, vodden. De zwarte man begint warempel te zingen.
       Voodoo, denkt u heel primitief. Of staan die zwarten daar gewoon te lummelen?
       Dit is toch ook de buurt waar de Hongaarse dominee Andr??s P??ndy zijn vrouwen oploste in ontstopper? Het doet u niets, die gruwel uit goedkope dagbladen. Op de Barth??l??mylaan, langs de industri??le kant van het kanaal, is uw hart gevuld met het zelfzekere, ademloze geluk. Ja, de oorlog is allang voorbij.
       Aan de Nieuwpoortlaan, aan de andere kant van het kanaal, staan de poorten van een garage wagenwijd open. Banden ??? Pneus. Er vliegen zwaluwen binnen en buiten. De zwaluwen vliegen in en uit, over het water van het kanaal. In hun prruio prrruio klinkt optimisme, vertrouwen, mildheid. De vogels die u ziet, zijn dezelfde als toen u achttien was. Uw gevoelens zijn ook exact dezelfde: u hebt geen last van zwaarmoedigheid of somberte van de geest. Vier jaar na de oorlog had u al tien medewerkers in uw zaak. U investeerde, voorzichtig, trefzeker. U werkte hard. Uw omzet steeg jaar na jaar, u kocht een tweede bedrijf, startte een derde om dat nadien bij het eerste te voegen. U werd een zeer voorbeeldig burger, af en toe liep u met een gedistingeerde vrouw aan uw pink.
       Het was een vriendin die u hielp bij het kopen van kleren en aftershave.
       Altijd zijn uw pakken donkergrijs, klassiek, zonder onzinnige motieven. Alleen uw das is steeds net over de top, schel als een trompet, met een vreemde voorkeur voor Kandinskyroze. Elke maand koopt u een andere das, in mondaine kleuren en het dessin van het moment. Elke maand gooit u er ook ????n weg, wegens pluizig, niet meer modieus of koffiespatten.
       Ondertussen liep die vrouw aan uw pink, maar niet aan uw hand.
       U bent alleen. U bent voorbij het Klein Kasteeltje gelopen.
       Aan Sainctelette staan rechte balken van vet blauwgrijs licht boven het kanaal en de haven. Dit lijkt wel een expositie. Er is iets toneelachtigs in deze wandeling. Boven de basiliek hangt een massieve zwarte deken, en daarachter is de hemel kitscherig blauw, en daarboven is iemand die houdt van duidelijkheid, een regisseur en hij roept nu ook: ???Gij zijt een wandelende Jood???, en ge gaat nu naar rechts en loopt verder richting Antwerpse Poort.
       ???Gij zijt een wandelende Jood???, roept hij opnieuw.

Men zegt dat de Brusselse Kleine Ring de vorm heeft van een hart. Niet het kitscherige, ingekeepte valentijnshart, maar het kloeke varkens- of mensenhart. Het hart is het orgaan dat het debiet van onze gevoelens regelt. Het kan dan ook niet anders dat, wanneer iemand een wandeling op de stadskaart maakt in de vorm van een hart, alle mogelijke gevoelens door zijn gemoed zullen spoelen. Zoals bijvoorbeeld nu: de dankbaarheid.
       Aan de Antwerpse laan kijkt u met halfgesloten ogen recht in de avondzon. U telt het melancholische zonlicht op, slaat het op in uw koude lichaam. U loopt voorbij bedelende kinderen die hun verdriet overtuigend acteren. Hun vermoedelijke nationaliteiten somt u op: Tsjetsjenen, Oekra??eners, Roemenen. Een Kosovaar hinkt van auto tot auto. Hij heeft maar ????n been, dat volstaat om te bedelen. U gooit munten in het mandje van een Kroatische vrouw uit Zagreb. Uw hart gaat daardoor forser, voller gloeien.
       Want: gij zijt een wandelende Jood. Ja, gij zijt natuurlijk een wandelende Jood en uw mildheid slaat zelfs om in tevredenheid, kalmte, weemoed.
       En dan in zoiets als rouw. Gij zijt een wandelende Jood.
       Gij zijt een wandelende Jood.
       Aan Jacqmain bewondert ge de grijze stapeling van hoogbouw, en daarachter voert de avond zijn spektakel op met roze en rode verf. Het hart van Brussel, de Brusselse vijfhoek is rood van verkeerslichten en achterlichten, rood van aardbeien, krieken, rood van het rood van zachte monden en tongen. Boven de Kruidtuin is de hemel een rode zaal met sluiers, rode banen, kanalen van bloed in de hemel, pogroms.
       Op de Place Rogier kijkt u naar de bouwwerken, of zijn het afbraakwerken? Een toren wordt uitgekleed en onherkenbaar weer opgetuigd. Hier stond vroeger het oude Noordstation, herinnert u zich. En vroeger was ginds H??tel Cosmopolite, waar nu de Sheraton staat.
       Maar met die oude histories wilt u niets te maken hebben. U bent slechts zakenman: u wilt de gelijkmoedigheid, de effici??ntie, de deugdzaamheid van het winststreven.
       Aan de Kruidtuin gaat het bergop. U hoort in de flarden van kletsende voorbijgangers de taal van uw vader en moeder. Ik ben een wandelende Jood, denkt gij nu plots, een Jood vol onrust. Ja, gij zijt een wandelende Jood, en aan de Schaarbeekse Poort moet ge wachten aan het verkeerslicht. Ge kijkt binnen in auto???s met kinderzitjes. Mannen en vrouwen, netjes links en rechts. Er zijn jonge gezinnen, opnieuw samengestelde gezinnen, eenoudergezinnen en er zijn de weldadige, de hartelijke, luchthartige en roekeloze relaties, verzin het maar, op sociologische wijze. En gij loopt daar, alleen, want gij zijt een wandelende Jood.
       En gij ook, en gij ook, en gij ook. Gij zijt allemaal een wandelende Jood, en uw wereld valt zo ongeveer uiteen. Liefst van al zoudt gij hier, nu, direct naamloos verdampen.

Er is de route van de wandelaar, er is het traject in de vorm van een hart. Het hart van de wandelaar is een schouwburg waarin gevoelens toneelspelen met goedkope, overdreven gebaren. Gevoelens zijn altijd een zootje, een rommeltje van verhalen, commentaren en terugspoelingen. Want: gij zijt een wandelende Jood.
       Gij zijt een wandelende Jood, dus gij moet verder, en aan het Queteletplein kijkt ge naar de flux en reflux van het verkeer. Rode achterlichten en witte voorlichten als in het schema van de bloedsomloop. Het is donker intussen. Auto???s verschijnen uit de tunnels op de Bischoffsheimlaan, en daartussen waait een mens. Zijt gij die mens?
       Onder de platanen lopen schaduwen van u weg en naderen u dan weer. Het lijkt alsof ge daardoor telkens uzelf ontmoet, letterlijk soms zelfs betrapt. Ge wilt niet zeuren over emoties, ge wilt niet pathetisch doen, maar hoe heet dat wat ge vaststelt bij uzelf: is dat de ontzetting, de verbijstering?
       Uw leven ziet ge zoals het is: een leegte.
       Iedereen is een wandelende Jood: gij, en gij, en gij. Het zalmroze van de avondzon reflecteert op de kantoorgebouwen en de huizen. Roze schapenwolkjes vallen van de Madoutoren. Hier en daar schitteren ramen, bliksemend als witte vlaggen. Gij strekt uw handen uit, een moleculenregen van schaamte valt nu op u, terwijl ge loopt langs de Regentlaan onder de schilferige platanen. Ge steekt de Wetstraat over en daarna de Belliardstraat: als roeit ge tegen de ontvelde boomstammen in.
       Aan het Troonplein loopt een oude Turk met zijn vrouw. Ze duwen een oude kinderwagen voort, volgestapeld met oud ijzer. Alle auto???s moeten voor hen vertragen, maar dat hindert hen niet. Ze lachen. Ze zijn verheugd over deze wandeling, de avond en de opbrengst van oud ijzer.
       Dat beeld doet u bevriezen. Ge gaat een caf?? binnen aan de Porte de Namur: het gepraat van de tooghangers verdooft u. Ge bestelt koffie die ge niet opdrinkt. De deur gaat open en er verschijnt weer een man in zwart uniform. Ge staat op en gaat naar buiten maar de man volgt u en loopt gelijk met u op langs de Waterloolaan. Hij fluistert u toe: ???Vuile Jood!???, en hij grijpt u zachtjes bij uw jas waarna ge u lostrekt. Ge wankelt en slaat tegen de grond.
       Gij zijt allemaal,
       gij zijt allemaal,
       wij zijn allemaal wandelende Joden, wij zijn de Wandelende Joden,
       en ge wordt voor de tweede keer wakker aan uw bureau in het kantoor in de Louizalaan. Al het papier danst weer om uw hoofd. Ge gaat voor het raam staan en kijkt naar de trams.