Op deze pagina's is het archief van DW B terug te vinden. Voor de actuele website ga naar: http://www.dwb.be

De slaapspons deel 1

Verschenen in: Jan Lauwers
Auteur: Leon Gommers

De slaapspons


Naast het bed van Mariana staat het potje zalf van Magistra Trotula uit Salerno, een koele zalf die brandende lippen geneest na een hartstochtelijke kus. As bedekt het kleinood. Op het nachtkastje staat ook de silene met de erfenis van haar moeder ??? een laagje as op het deksel. De stopfles met de slaapspons, beschermd als de parel in haar oester, is bedekt met as.
       Mariana houdt haar ogen dicht.
       Het laken ligt koud en klam op haar onderbuik.
       Mariana woelt rond in haar bed en probeert het nachtverhaal van de motten te verdrijven. As ligt op haar lippen, op haar wenkbrauwen, stofnesten van schilfers en as: overal in haar slaapkamer bevinden zich de resten van de duizenden nachtvlindertjes die de vlam van haar olielampje opzochten en in het vuur ontploften, zoveel as dat de ratten schor moeten hoesten.
       Mariana durft haar ogen niet open te doen. Ze weet niet zeker wat ze aan zal treffen. Dat nachtverhaal begint zo: ze doopt haar vinger in de koele zalf om de zoete brand te blussen. Haar lippen tintelen van de kus gegeven door de man met ogen als amandelen.
       Die zalf helpt niet.
       Het zoete branden houdt aan.
       Mariana vindt het niet echt erg, zijn gezicht blijft tenminste nog onrust stoken in haar hoofd en borsten. Ze wikkelt zich in haar lakens en dekens om te gaan slapen, ze trekt de lakens en dekens steviger om haar voeten, om haar heupen en haar tintelende borsten.
       Mariana bakert zichzelf en trekt de punten van de paardendeken als een fijne sjaal uit Florence warm om haar schouders, Mariana nestelt zich als een marmot in zijn holletje van hooi, ruikend naar een goede oogst.
       Om het lampje uit te blazen tuit zij haar lippen. Haar bovenlip kriebelt, ze kan het gevoel bijna niet aan. Het is z?? sterk, dat ze haar tanden over haar lippen moet schrapen om de vederlichte jacht over bloed en huid te verjagen.

Een bruin nachtvlindertje ontsnapt aan haar mond.
       Het uitgespuugde diertje komt met gevouwen vleugels tevoorschijn, als een pijl, kietelt haar lippen en schiet weg, fladdert op het vuur af. Het vlammetje danst en ontwijkt met beweeglijke heupen de ademtocht, maar het nachtvlindertje zoekt het licht op waarin het niet verbrandt, eerder ontploft.
       Ze blaast nogmaals om de vlam te doven
       Dan verlaten enkele nachtvlindertjes tegelijkertijd haar mond. Het vlammetje van de olielamp danst en lijkt haar ademtochten te willen ontwijken, ze blaast krachtiger, de vlam danst als in een sint-vitusdans ??? de dans van een dagenlang door pijnen op zijn plek gehouden bergbewoner, verstijfd, uitbarstend in een woest zwaaien van armen en een springen op stramme benen, wild als een pierlala. Maar het vlammetje komt niet, zoals bij de sint-vituslijder, weer tot stilstand, in een nieuwe verstarring van ledematen en geest terecht. De woeste vlam lijkt haar adem of de beestjes niet langer te ontwijken, eerder vangt het nu nachtvlindertjes.
       In haar blazen spuugt Mariana tientallen diertjes uit, allemaal bruin, pijltjes van zijde die hun vleugels ontvouwen, ze stromen tot haar ontzetting met iedere ademtocht naar buiten, allemaal fladderen ze op de bezeten flakkerende vlam af, het vuur dat wijkt en vangt in een onnavolgbare schijndans.
       Ze ontploffen nagenoeg allemaal.
       Nu hoeft ze ook niet meer te blazen. Tijdens het uitademen spuugt Mariana nachtvlindertjes naar het vuur, sommige vliegen dwars door de vlam heen, andere vluchten in dolkringen weg uit de vlam om elders in de halfdonkere kamer toch nog in as, schilfertjes en stof uit elkaar te vallen.
       De slaapkamer verandert in een tombe. Mariana???s adem vult de kamer met stofnesten die zich in de kleuren van haar eeuwige herfstkleden en herfsthemden ophopen, bruin en zwart. Ze dreigt te stikken in stof en as.

In de kamer hangt een grauwe stofmist, een grijze stofbank ontsnapt aan haar tot zoet branden gekuste mond. De resten vallen op de houten lijst tegen de muur, daarin het portretje in rood krijt.
       As en stof op haar oogleden, op haar droge lippen. Langzaamaan wordt haar hele gezicht bedekt, de slaapkamer is gevuld met ruisende ademtochten, uit elkaar spattende vlinderlijkjes knisperen. Mariana baart een voortdurend sterven als de hand van de genade haar schouder licht beroert.

Bang voor wat ze aantreft opent Mariana haar ogen en zoekt de sanguine van Sint-Christoffel; wie zijn portret onmiddellijk na het ontwaken aanschouwt zal die dag niet sterven.
       Ze haalt adem.
       Er gebeurt niets.
       De gewone wereld dringt zich aan Mariana op. De achterkamer krijgt zijn kringen op de muren terug. Op haar onderbuik ligt klam en kil een losgewoeld laken. Haar voeten en haar borsten, haar schouders en gezicht zijn koud ondanks de aangename zomernacht. Maar haar onderbuik lijkt kouder dan de rest van haar lijf.
       Mariana ademt uit.
       Niets, alleen de tintelende lippen. Dan beseft Mariana dat die kou niet op, maar ??n haar onderbuik heerst. De kilte slaat door haar hele lichaam en Mariana rilt. Dan dringt de wereld zich nog verder aan haar op.
       Door de kier tussen de plavuizenvloer en de slaapkamerdeur trekt, als trage dikke mist boven een lentewei, de geur van smeltend lood naar binnen. Meester Balius scharrelt rond en kookt zijn metalen, op zoek naar de steen der wijzen. Mariana laat de zalf van Magistra Trotula links liggen.
       De slaapspons.
       Die zal helpen.
       Bruin is het kleed dat zij over haar hoofd trekt en zich stroef over de schouders klam van het slaapzweet naar beneden werkt, het ruwe linnen stribbelt tegen, ze ergert zich, zoekt naar gelatenheid.
       Koudvuur.
       Ze weet niet wat haar lijf bezielt.
       Het meisje opent de stopfles waardoor een flauw geurend mengsel van papaver en dolkruid de vette mist van smeltend lood verdringt. Ze drukt de bijna uitgedroogde spons tegen haar neus, niet te veel, niet lang, ze verlangt naar de halfslaap, niet naar de vergetelheid.

Mariana wandelt naar de werkplaatsen. Het is de dag van de bezorgers. De hoeve houdt vandaag open huis, voermannen met boter en wijn en handelaren in glas en aardewerk, met boeken en instrumenten komen en gaan, wielen ratelen over de oprijlaan, glas rinkelt en gereedschappen of boeken worden uitgepakt.
       Zelfs de meid in de keuken gedraagt zich minder schichtig.
       Mariana staat stil bij de keuken.
       Ze beziet de meid op haar brede rug, ze schilt knollen. Het is Mariana niet helemaal duidelijk hoe dat lijf van de meid met vlees behangen is geraakt, tjomp, zegt een knol in de emmer, de vrouw lijkt door ieder kind dat ze heeft gebaard te zijn gevoed in plaats van andersom.
       Mariana is de enige die zich in dit huishouden vrij mag bewegen. Misschien alleen maar omdat zij meester Balius regelmatig haar hals aanbiedt; bij de gedachte aan Balius en haar hals wordt Mariana kregel. Meestal doet zijn verzoek haar niets, soms staat het gedoe haar tegen maar vandaag voelt ze de kou in heel haar lichaam en lijkt er tegelijkertijd, ergens middenin, een opwinding te smeulen, ze bestaat geheel uit een soort koudvuur.
       Op deze tweewekelijkse bezorgdagen is de vrijheid van Mariana grenzeloos. Ze luistert iedere dag naar de verhalen van Balius, die zijn falen en twijfels niet voor zich kan houden, net zomin als zijn vorderingen. Na urenlange, in toom gehouden vertwijfeling barst hij vaak uit in mededeelzaamheid.
       Op bezorgdagen vergeet hij zelfs het ochtendgebed en ondertussen heeft zij toegang tot alle boeken en pamfletten. Ondanks de wetten die hij voor het overige streng naleeft.
       Het werk staat in dienst van God.
       Een meester werkt zonder dat iemand van het werk weet.
       Zorg voor geld en toebehoren zodat het werk tot in lengte van dagen gedaan kan worden, wees vrij van gemeenschapsplichten en versmaad het huwelijk.

Mariana nadert de eerste van de vier verplichte werkplaatsen waar Meester Balius meestal spreekt. Ze hoort zijn stem, droger dan sprokkelhout, hij klinkt in een soort verte, de verte van een arbeidzaam doolhof en de bijna vloeibare verte die een slaapspons teweegbrengt.
       ???Zo beweert meester Stensen dat de vrouwelijke ballen zaadgeest ontvangen.???
       De meester praat zelden, meester Balius spreekt des te vaker: zijn woorden klinken nooit vertrouwelijk, gewone woorden verlaten zijn mond omgevormd tot uitspraken, Balius??? woorden komen zuiver gestemd door zorgvuldige overdenkingen, zijn het gevolg van een ontzagwekkend wikken en wegen; eerst schraapt de zwijgzaamheid zelf zijn keel en dan mompelt de meester eigenlijk, spreekt iets te zacht maar beslist voor zich uit.
       ???Maar Van Leeuwenhoeck stelt dat kleine dierkens de vrouwelijke ballen in reizen.???
       Zacht sprekend weet hij de aandacht van zijn pennenlikker en alleshandje Gianni, die gedwongen wordt voortdurend zijn oren te spitsen, vast te houden.

Mariana staat in haar herfstkleuren op de drempel.
       ???Tjirp???, voegt ze Balius in een opwelling toe.
       Balius kijkt voor de verandering verbaasd ??? wat wil mijn lieve kind hiermee zeggen? Als de meester zacht spreekt, spreekt hij met een stem droger dan sprokkelhout. Mariana kijkt hem koel en onbewogen aan.
       Lieve kind.
       Kijk hem daar, die verzameling bevleesd sprokkelhout met krakende woorden. Balius heeft haar naam, ergens onderweg in haar leven van veertien jaar dwalen opgelopen, nog nooit uitgesproken. Hij noemt haar kind, lieve, het lieve kind zegt verder lekker niks.
       Kijk hem, kijk hem daar, meester Balius staat roerloos op spillebenen, in zijn slipjas met lange rugpanden. Als hij werkt, kan je hem op zijn rusteloze weg in de ruimte kwijtraken, als een krekel in het stro.
       Zo staat hij hier.
      
Zo springt hij zonder dat je het echt ziet.
       En dan staat hij daar ??? maar waar?
       Op zulke ogenblikken laat de meester niet meer dan een voorbijgeschoten schaduw zien. Nu bedeelt Mariana hem met een fijnzinnige glimlach. Maar Balius verspilt geen kostbare tijd aan het getjilp van het lieve kind, evenmin aan aardse overwegingen, en keert van het onbegrijpelijke terug naar zijn ?? propos.
       Hij neemt zich voor geen aandacht aan haar te schenken. Toch weerklinkt haar vreemde opmerking in zijn hoofd en komt hij terug op zijn voornemen en onmiddellijk, gedwongen door een rilling in zijn liezen, gebaart hij Gianni zich uit zijn door vocht, kou en zuur geteisterde voeten te maken.
Mariana gaat hem vanmorgen zelfs voor, betreedt eerder dan hij het kale nachtvertrek dat zich achter de werkplaatsen bevindt. Mariana heeft haast, voor het eerst haast en dat maakt haar nog kregeliger. Ze maakt zich met langs haar lichaam afhangende armen op voor het spel met Balius.
       Meester Balius zwijgt zo diep dat hij zijn hele nachtvertrek met een schemerige stilte vult, zijn snuiven is bijna onhoorbaar maar wekt evengoed de bedompte lucht tot leven.
       De balts van Balius is zoals altijd te verwaarlozen, hij snuift van schaamte, zijn aanloop naar het spelen hoort eerder bij onervaren knapen of juist knarren die dikke vissentranen laten bij hun onbeholpen drift, omdat hun wasem niet sterk genoeg meer is om leven op te wekken en de roede nog eens echt te laten steigeren.
       Mariana merkt dat de koude koorts uit haar lichaam vertrekt.
       Het meisje zucht haar twee zuchten, een van de binnentredende hete koorts en eentje van ongeduld. Zij voelt voor het eerst een zekere haast.
       Balius heeft geen haast. Ook niet bij een wicht van veertien dat geen toekomst heeft omdat die tijdspanne nog nooit een rol heeft gehad bij haar handelingen of haar tot beslissingen heeft gedwongen; tot nu toe is alles haar overkomen en heeft Mariana aan allemans hand gelopen.
       Vanmorgen heeft Mariana haast, voor het eerst haast, voor het eerst maakt het begrip toekomst zich in haar los. Het heeft iets vandoen met volmaken. Zij wil dat Balius haar volmaakt,  en tegen beter weten in, eerder tegen vermoedens in, moedigt zij hem aan door te knielen als de oude meester zijn benedenkleding losmaakt en omlaag laat glijden, schuldbewust, minzaam, evengoed opgehitst door de lier van de lust.
       Het lieve wicht kent zijn spel.
       Daar staat de van schaamte blauwbekkende meester, zijn roede prikt het lange hemd naar voren en omhoog, de hete poppenkast kan beginnen, denkt Mariana, en ze trekt het hemd over een arm omlaag, ontbloot een schouderholte ??? haar handen trekken het ondanks alles schrokkende ding naar zich toe.
       Het meisje begraaft haar gezicht in zijn lies, hij ruikt naar haar eigen oksels waar de laatste maanden haartjes groeien, vies en opwindend is dat, legt haar hoofd opzij zodat de bleke roede tussen haar wang en schouder bekneld raakt, waarna zij de magere billen vastpakt en zijn bekken nog verder naar zich toe trekt.
       Zo wil de meester het.
       Balius??? uiteinde zit bekneld tussen haar warme wang en de schouder, langzaam is het korte rijden; Mariana geniet vandaag van het kloppende vlees tegen haar oor, tegen haar wang, Mariana geeft kopjes.
       Mariana verbaast zichzelf.
       De gedachte aan Balius is vandaag niet langer onverdraaglijk.
       Mariana glimlacht bij dat schaamtevolle storten van zijn geest, alsof daarmee iets komt wat met een toekomst te maken heeft, ze is niet langer verveeld bij zijn eenkennige spelen ??? en weet opeens ook weer hoe snel hij zijn dagelijkse onrust half in zijn hand en half in haar hals zal storten.
       Balius houdt zijn hand als een kommetje aan het eind van zijn lid en vangt zijn hete geest op. Nog nooit is hij zo snel geweest, tjilp, zo zit de krekel hier, zo zit hij hier, zo laat hij een schaduw in haar ogen achter, zo zit haar meester daar ??? maar waar?
       Balius springt half ontkleed en met zijn hand gevuld met warme zalf en geest van haar weg, graait zijn kleding bij elkaar en snelt naar een van zijn werkplaatsen, natuurlijk het vertrek waar hij de vergrootglazen van Van Leeuwenhoeck bewaart.

Teleurstelling.
       Mariana belandt in een zeurderige teleurstelling die haar ergert. Ook vandaag is Balius snel maar nu verdwijnt hij, terwijl hij vroeger doof voor de buitenwereld en slaapzuchtig bij haar bleef, tot zijn tegenzin en schaamte verdwenen waren. De broei in haar onderlijf, de kou maakt plaats voor hitte, zet weer op en zij herinnert zich de vrijheid die zij overhoudt wanneer Balius bevredigd is.
       Ze ontkomt niet aan de aandrang haar hand, gevouwen als het graafwerktuig van een kind in zand, over haar flamoes te leggen en het onderlijf te kneden. De heftigheid van de aanraking doet haar stilliggen omdat het hele erge haar schaamheuvel en lippen bijna bezoekt.
       Het volgende ogenblik slaat kokend bloed door haar aderen en bloost zij van haar enkels tot aan haar voorhoofd, een blos die misschien wel nooit meer vertrekt. En als dat wel het geval is, zal ze een nieuwe blos oproepen.