Op deze pagina's is het archief van DW B terug te vinden. Voor de actuele website ga naar: http://www.dwb.be

Erfwonden

Verschenen in: Ondood
Auteur: Micha??l Bellon

Ik heb altijd geweten dat ik voor een roodharige alles aan de kant zou zetten. Mijn toevallige bezigheden, mijn vage plannen, mijn onbevraagde principes en mijn jonge leven, dat zoals de meeste jonge levens nog de belofte op beterschap in zich droeg. Iedereen weet dat de volslagen lekkerte van roodharigen van de hoogste orde is. Alleen heeft niemand het er ooit over omdat spelbrekers het best worden doodgezwegen als men het geloof in eigen kansen onaangetast wil houden. In ruil mogen roodharigen hun gang gaan en lijden hun slachtoffers in stilte. Laat mij ten minste op die regel een uitzondering zijn.

 

Ik wil toegeven dat er enig voorbehoud te maken valt. De lichaamskenmerken van een roodharige vereisen een delicate balans die je vaker niet dan wel aantreft. Het haar moet weerbarstig zijn. Niet sluik maar ook niet borstelig, niet wollig en zeker niet te dun. De kleur moet koper zijn, bijna bruin. Niet rood (dat zijn alleen de lippen) en niet hoogblond (de wimpers en de wenkbrauwen). Eventuele krullen mogen geen volledige cirkel beschrijven en elders is het lichaamshaar bij voorkeur onooglijk. De huid moet wit zijn, maar niet het wit van marmer, en ook niet het wit van melk of talk. De lengte van het lichaam is aanzienlijk en de daaruit voortvloeiende verhoudingen zijn evident. Het gezicht mag geen allergie??n verraden of een aanstaande niesbui aankondigen. En dan zijn er de vlekjes. De bruinrosse vlekjes die ik nooit zomaar sproeten zou noemen. Het merendeel moet op de schouders staan waar ze in elkaar overvloeien. Naar beneden toe wordt de dichtheid minder, maar de rug en de armen moeten zeker hun deel hebben gehad van wat het ook was waarmee de Schepper hen sloeg. Anders heb je te maken met een minder exemplaar.

 

Ik heb te maken met een uitzonderlijk exemplaar. Zijn lippen glanzen rood, op het gladde, kleurloze en schijnende randje net boven zijn dunne bovenlip na. Zijn onderlip zit langs ????n kant achter het puntje van een hoektand gekneld en puilt als een bloedblein. Als ik de tint van zijn kont moet beschrijven, kom ik er niet met marmer, melk of talk.

       Maar vooral de vlekjes herken ik als die van de uitverkorene. In het patroon van de open wondjes lees ik de proeve van vakmanschap van de beul. Het zijn de stigmata van de gegeselde. Daarom geloof ik hem als hij zegt dat hij ????k lijdt.

       Van zijn droge, gladde huid die ik zodra hij zijn hemd uitdoet voor het eerst sinds enige tijd weer betast, moet ik wenen. Van de vlekjes op zijn armen word ik gek. Als zijn armen bewegen, verplaatsen alle vlekjes zich ????n na ????n in een soort kettingreactie die het oog niet kan volgen. Ik breng mijn ogen vlakbij. Ik wil zien wat er onder de vlekjes zit. Ik wil zijn naakte lijf zien, maar dat heeft hij niet.

       We liggen altijd vlakbij elkaar. Tegen elkaar aan. Ik ken hem alleen in detail. Als ik de sterrenhemel op zijn rug in kaart zou moeten brengen, zou het resultaat lijken op de even onbegrijpelijk als aandoenlijk onnauwkeurige antieke kaarten van een oud continent. Mensen van de toekomst zouden het even aandoenlijk als onbegrijpelijk vinden dat ook in mijn ogen alles nog zo dicht bij elkaar lag: de melkweg als een na??ef wolkje watten aan de lucht. Terwijl de vlekjes zich eeuwig en steeds verder van elkaar verwijderen.

 

Voor hij zijn hemd uittrok, had hij met een vinger mijn T-shirt opgetild om te kijken naar mijn navel, die nog net door de zoom ervan werd bedekt. Met precies dezelfde handeling als die waarmee hij een strip van de zonnewering had opgetild om zich ervan te vergewissen dat de zon verdwenen was. Terwijl zijn middenvinger rustte op de stijve boord van mijn rok, gleed zijn wijsvinger naar boven. Mijn buik schrok op. De navel was er nog. Meteen daarna keek hij me van daar beneden in triomf aan. Hij had gevonden wat hij zocht.

       Ik heb nog nooit iets onheus of agressiefs gezien in zijn blik ??? hoogstens  blijft hij onbewogen op een moment dat ik een reactie verwacht ??? maar zijn gezicht als hij verrukt is om een kleinigheid, drukt iets uit dat met niets anders van wat hij doet of zegt in overeenstemming is te brengen. Hij verzamelt de pluisjes die zich in mijn navel verschuilen in een glazen potje met mijn naam erop. Ik heb er geen idee van hoe het potje eruitziet. Hij heeft het me nog nooit getoond, omdat hij weet dat er evenveel wreedheid als tederheid van uitgaat. Een bokaal met de lichaamswarmte van jaren. Verstilde coconnetjes op sterk water dat al lang verdampt is. Tot waar is het potje al gevuld? Neemt hij, als het vol is, gewoon een tweede potje met mijn naam? Ik kan toch niet anders dan maar ????n potje zijn? Ik probeer me de geheimzinnige kleurschakeringen van de pluisjes voor te stellen. De kleuren zijn gelaagd. De jaren zijn erop af te lezen.

 

Het moment waarop hij het pluisje met de occasionele discipline van een opgewekt man wegstopt, is het moment waarop de wanhoop ??? op een ongeloofwaardige manier als haat vermomd ??? mij  overmant. Uit het feit dat hij me even in het enthousiasme om zijn kleine buit wil laten delen, leid ik af dat hij zich schuldig voelt om de tragedie die mij overkomt. De tragedie die hij veroorzaakt. Maar ik wil van geen tragedie weten.

       Als hij merkt dat ik hem zijn schuld niet laat aflossen, speelt hij eventjes vals. Speels verwijt hij me iets dat ik helemaal niet gedaan heb. Vervolgens prijst hij me gelukkig dat ik borsten heb, zodat hij de straf die ik niet verdien, kan laten vallen. We herkennen allebei zijn neiging om vooruit te vluchten in lichamelijkheid als hij niet meer in staat is zich anderszins te uiten. Maar die discussie hebben we gehad. Ik heb al lang besloten dat ik van hem ook complimenten accepteer die geen complimenten zijn.

       Als alternatief voor de straf stelt hij voor een klein onbestaand spelletje te spelen. Ik stem in en verlies. Op die manier heeft hij zich ook in het verleden al een hele hoop voordeelpunten verzameld waarvan we allebei weten dat ze van geen tel zijn. Maar het is een ironische en draaglijke manier om nog eens duidelijk te stellen dat alles wat we doen slechts schijnbaar volgens objectieve regels verloopt. Het verloopt volgens zijn regels. Dus als hij vooruit vlucht, vlucht ik mee.

 

Ik wil trouwens zelf niet dat er tijd verloren zou gaan omdat de vrijpostigheid die we elkaar graag toestaan, weer ongeoorloofd zou zijn gaan lijken na de periode waarin we elkaar niet hebben gezien. Wat we willen, is juist dat we weer even met elkaar kunnen doen wat we willen. Dit heb ik me voorgenomen: precies te doen wat ik me in de dagen tevoren heb verbeeld dat ik allemaal zou kunnen doen. Ik grijns als ik het uiteinde van zijn riem met mijn vuist opzij trek om de gesp los te maken. Het is ontmoedigend om te moeten vaststellen hoeveel fijne handelingen allemaal een filmisch karakter gekregen hebben, maar de gretigheid die van die vingeroefening uitgaat, bevalt me te zeer. Met twee vingers til ik het dwarse geslacht achter het warme, niet al te nauw aansluitende katoen rond zijn lenden. Ik bijt even en neem dan voorlopig afscheid. Terwijl ik me terug opricht, druk ik mijn handpalm op het katoen en bijt nog een keer ??? op  de plek waar zijn flank zich het best laat bijten. Als ik voor hem sta en zijn mond zie, heb ik geen voornemens meer. Het is het moment waarop ik terugdeins voor het teveel. Eerder dan me aan hem over te leveren capituleer ik voor een oneindig karwei.

       Ik sluit de ogen en hij verplaatst en verlegt me met een routine waar ik me geen vragen bij stel. De manier waarop hij me uitkleedt, heeft iets gekmakend methodisch. Alsof hij echt over het handboek beschikt waarvan iemand me ooit heeft ingefluisterd dat het bestond. Pas als hij mijn broekje tot halverwege mijn billen omlaag trekt, volg ik zijn voorbeeld. Ik wrijf zijn halvemaantjes koud vlees warm. We kussen met droge lippen tot mijn tandvlees tintelt onder zijn tong en giert onder zijn ademtocht. Op een man met vlekjes kan je rekenen om de elementaire deeltjes van je eigen lichaam te ontdekken. Hij legt zijn handen zo dat ik me nog kan herinneren waar ze al geweest zijn en tegelijk kan voelen waar ze naartoe zullen gaan. Als alles herinnering is geworden en er geen toekomst meer over is, zet hij zijn lichaam vast op het mijne. Het negatief van zijn schouderpatroon vermenigvuldigt zich met elke oogopslag tot op mijn netvlies ????n witte vlek brandt. Alles valt terug samen. Ik voel het bewijs van de stelling dat in elke cel van ons lichaam de hele kosmos huist en dan knapt er iets in mijn hersenen.

 

Als de wolk chemicali??n in mijn geschudde hersenen neerslaat en ik mijn uitgeschopte en weggegooide lichaamsdelen weer bij elkaar heb gezocht in de uithoeken van tijd en ruimte die daarstraks nog samenvielen met de uithoeken van mijn zwijgzame bed, keert hij zich naar mijn navel. Mijn navel is een diep putje waarvan de bodem bijna helemaal aan het oog onttrokken is door de vouw in mijn buik. Mijn navel staat op een kier. Dat ligt in mijn aard, heb ik altijd gedacht, ik laat alles op een kier. Ik nodig niemand uit maar koester altijd de hoop dat er iemand naar me toe zou komen. Nu maak ik voor het eerst de bedenking dat ik mijn aard misschien altijd heb laten bepalen door de vorm van mijn navel.

       Op de bodem zitten de minuscule radiale groefjes die samenkomen in het kleine witte knobbeltje. Hij spreidt het putje met twee vingers open. Het littekenweefsel dat hij wil zien is het littekenweefsel van mijn eerste wonde. Verbonden met een knoopje waarvan de uiteinden zijn afgesleten zodat niemand het nog kan ontwarren. Als hij het knobbeltje aanraakt, trekt mijn buik samen. Ik voel de aanraking zoals altijd tegelijk op een andere plaats in mijn lichaam, ergens achter mijn hart. In een laatste poging om hem daar deze keer weg te houden uit ik dit keer mijn vermoeden dat een navel nooit echt helemaal afgesloten is. Ik verwacht een reactie maar hij blijft onbewogen. Alsof wat ik zeg hem zeer aannemelijk lijkt. Hij zegt dat we allemaal lijden aan fantoompijnen aan de navelstreng. Aan de afwezigheid van een ononderbroken aanvoer die onze onloochenbare afhankelijkheid behaaglijk en zeker van een bestaan zou maken. Maar wij zijn losgesneden en afgestoten omdat zelfverwezenlijking in de afzondering en de eenzaamheid ligt.

       Hem was bovendien de opdracht gegeven daarin een voorbeeld te zijn, maar die opdracht heeft hij niet ter harte kunnen nemen. Al gaf hij zijn lot en dat van de mensen die zijn voorbeeld hadden moeten volgen op die manier terug uit handen. De mensen hebben het moment van zijn dramatische falen niet eens als dusdanig herkend.

       Ik voel een scherpe vingernagel in een van de minuscule groefjes. Hij speelt doktertje. Punnikend naar de kleine sliertjes die van binnenuit komen. Als hij er eentje te pakken heeft, stalt hij het uit op mijn buik die zich weer eventjes ontspant. Ik begin er niet meer aan dit ritueeltje in vraag te stellen. De eerste keer zei hij haast plechtig dat er niets was dat hij liever met mijn lichaam deed. Hij voelt de steken achter mijn hart ook in zijn hoofd. Tot er uiteindelijk ook in zijn hersenen iets knapt.

 

Hij blijft liggen met zijn hoofd aan het voeteneinde van het bed terwijl hij met zijn voeten netjes gekruist steun zoekt op het hoofdkussen. Hij beweert dat hij door zich moedwillig te desori??nteren en ondersteboven te gaan liggen het ijle gevoel in zijn hoofd langer kan laten aanhouden. Ik draai me ook om, steek mijn arm onder zijn nek en leg mijn hoofd op zijn schijnende borst. Ik voel het verschil tussen zijn lichaam ervoor en zijn lichaam erna. Het is nu vochtiger en vleziger. Minder oppervlakte, meer volume. Makkelijker vast te nemen omdat het niet zelf ergens naar op zoek is. De vlekjes zijn veel roder geworden en zijn bovenlip is weer even helemaal vol gekleurd. Hij kreunt zacht maar overdreven als hij voor het eerst de vrijheid neemt zijn lichaam te verleggen. Zijn oog verschijnt voor het mijne als het oog van een beestje dat in een documentaire aan de camera komt snuffelen. Hij kijkt me zelden in de ogen en ik ben er ook de vrouw niet naar om hem dat te vragen. Als ik uiteindelijk mijn ogen sluit, legt hij zijn pink in de krul van mijn wimpers. Het is een van de manieren waarop hij onze lichamen ??? die op dat vlak zoals alle lichamen tekortschieten ??? in elkaar wil laten passen zodat ze maximaal contact maken. Meestal is dat op plaatsen waar onze lichamen kwetsbaar zijn.

       Zo is er ook maar ????n houding waarin hij kan berusten en in slaap vallen. Hij schuift zijn vingers tussen mijn benen als een bladwijzer tussen een boek dat hij eigenlijk niet naast zich neer wil leggen. Dat doet hij al vanaf het begin. Hij houdt te allen tijde de hand aan mijn lichaam. Ook als hij ???s nachts van me wegdraait. Het deed me denken aan het Japanse meisje dat tijdens een zeldzame wandeling met de man met wie ze zowat de hele film het bed deelt haar hand in zijn broek stopt om zijn geslacht te kunnen blijven vasthouden. Het is een van de meest aandoenlijke sc??nes die ik ooit heb gezien. Misschien is dat een van de verklaringen voor deze toestand: verlangen is aandoenlijk. Het mijne en het zijne. Ik schuif mijn hand in de knieholte die zacht wordt aangedrukt door zijn kuit. Op zijn borst zie ik het litteken van zijn laatste wonde. Ik lik ze. Toen ik het litteken voor het eerst zag, stond het nog op zijn zij, maar nu is het verhuisd. Vergleden door de groei en de aanmaak van nieuwe cellen, meegereisd met de snelheid van het uitdijende universum dat hij op zijn lichaam draagt. Aan de afstand tot zijn zij zijn onze jaren af te lezen.

 

Zijn komst naar mij had niemand aangekondigd. Hij stond in mijn kamer zonder dat ik de deur voor hem had opengedaan. Zijn hand schoof tussen de donkere kier die ik had opengelaten, dus vroeg ik hem niet om zich te verantwoorden. Dat deed hij ook niet. Hij zei gewoon waar hij naar op zoek was. Hij sprak zijn waardering uit voor meisjeskamers. Niet voor mijn meisjeskamer in het bijzonder, maar voor meisjeskamers in het algemeen. Hij stond in mijn meisjeskamer en zei ???meisjeskamers??? ??? in het meervoud van alle meisjes. ???Waardering??? leek zwak uitgedrukt en anderzijds weet ik zeker dat hij zich in zijn bekentenis ook tactvol tot mijn meisjeskamer had kunnen beperken, maar hij is er de man niet naar om de routine waar elke obsessie in verzandt te verhelen. Toch ging er van hem meer overtuiging uit dan van de jongens die me voor en ook nog n?? hem hebben bezworen dat ik voor hen de enige was. Ik was jong en het was de eerste keer dat ik een compliment accepteerde dat niet alleen voor mij bestemd was. Het maakte me niet ongelukkig.

       Ik keek naar de gekromde rug van een man die naar mijn spullen zat te kijken. Ook dat hoefde hij niet te vragen ??? wat  hij opnieuw niet deed. Als we ons dan toch tot elkaar wenden, moeten we met elkaar kunnen doen wat we willen. Hij bleef wel overal af, alsof hij alleen zijn ogen de kost gaf met wat hem verder niet interesseerde. Het gaf zijn verschijning iets onwerkelijks. Hij gleed langs de kastjes en de muren met de spulletjes en de knipseltjes die ik besloten had bij te houden omdat ze me de illusie gaven dat ouder worden een cumulatief proces was.

       In mijn hoofd hoorde ik de stemmen die zeiden dat ik hem buiten moest zetten. Maar ik heb nooit naar iemand geluisterd als het over hem ging, omdat ik ook nooit iemand over hem heb verteld. Als hij dat in alle meisjeskamers voor elkaar krijgt, houdt hij op te bestaan zodra hij ze verlaat.

 

Toen hij mij voor het eerst in de ogen keek, meende ik te zien dat mijn leven de goede kant op zou gaan als ik hem erin zou toelaten. En dat ik mijn leven zou vergooien als ik dat niet deed. Ik wou geen grootmoedertje worden dat tot op het einde van haar dagen de handwas deed omdat ze ooit geweigerd had zich een wasmachine aan te schaffen. Vandaag kan ik niet zeggen dat ik mijn leven heb vergooid. Maar het is ook niet de goede kant op gegaan. Het is geen enkele kant opgegaan omdat het is blijven stilstaan. Er is geen toekomst meer over. Ik herinner me voortdurend wat al geweest is en wat nog komt zal alleen nog maar hetzelfde zijn. Korte momenten van voldoening met steeds langere tussenpozen van eenzaamheid. Ouder worden is leeglopen als een batterij die steeds moeizamer wordt opgeladen en het steeds minder lang volhoudt.

       Achter de deur van de kamer staat de kale kapstok. Een houten paal op drie pootjes, met over de hele lengte in alle richtingen uitstekende takken. Te lelijk om op de gang te laten staan maar geschikt om mijn ondergoed te drogen. Een slipje noemde hij vroeger een meisjesonderbroek. Hij plukte er eentje en vouwde het op met ????n hand. Origami voor vijf vingers. De ondergoedboom is nu verdord. Wat er nog in hangt, lijkt door de vleeskleur op een afgestroopt en achtergelaten stuk vel. Een meisjesonderbroek kan je de vormeloze lap in ieder geval niet meer noemen. De bruinrosse spatten erop zijn een mooie imitatie van de woekerende levervlekjes op mijn huid. Alweer eentje dat ik niet meer schoon krijg. Ook niet in de wasmachine.

 

???Liefde is warmte van lichaamsnabijheid.??? Het staat boven mijn bed op een opgekruld perkamentje, als een oude spreuk die verzuurd is tot een sarcastische mededeling. Nu ik hier met mijn hoofd aan het voeteneinde lig, lees ik het voor het eerst sinds lang opnieuw. Zijn lichaam, kortstondig verlost uit het lijden, is nog nabij, maar ik voel al geen warmte meer. Daarvoor is het weer wachten op de verrijzenis, die het vlammetje terug zal aanwakkeren en ons weer voor even dichter bij elkaar zal brengen. Ondertussen is de geur van onze lichamen misselijkmakend geworden. Ik weet dat de zoete walm van oververzadiging ons vroeger ook uit het klamme laken in het gezicht sloeg. Maar dit is anders. Dit is de geur van een lijkwade in een vochtige grot.

       Terwijl mijn hoofd op zijn lichaam en zijn lichaam op mijn armen rust, stel ik het verloop van de avond terug samen. Vanaf het punt dat hij het elastiekje van mijn half afgestroopte slip in mijn lies op zijn kant zette en ik het spoor bijster raakte. Tegen beter weten in ben ik op zoek naar iets opmerkelijks, iets gedenkwaardigs dat zich heeft voorgedaan. Nog een spulletje of een knipsel om bij te houden, want ik kan me niet meer herinneren wanneer ik dat voor het laatst heb gedaan. Maar behalve onze lichamen zie ik niets. En ik weet dat het ook niet anders kan. Ik weet het al lang. Hij was de uitverkorene, maar ook aan hem had ik moeten weerstaan. Om een einde te maken aan het navelstaren, om de vinger uit de wonden te halen, om de keten van beulen en slachtoffers te doorbreken.

       Als er parallellen bestaan tussen de evolutie van het menselijk lichaam, de evolutie van de kosmos en de evolutie van de menselijke soort, dan worden wij niet alleen verondersteld uit te dijen maar vooral uit elkaar te drijven. Het eeuwige leven ligt na het definitieve afscheid. Warmte en nabijheid zijn valstrikken, liefde is een obstakel. Wie aan elkaar vasthoudt, gaat ten onder.