Op deze pagina's is het archief van DW B terug te vinden. Voor de actuele website ga naar: http://www.dwb.be

Poëzie om tegen te komen

Verschenen in: Literatuurdragers

‘Hoe is ’t’, mijn eerste gedicht als stadsdichter van Antwerpen (nog terug te vinden op YouTube en stadsdichterjokevanleeuwen.be), was digitaal en bewegend. Mijn basistekst leek deels op een script, waaraan Bob Takes zijn ervaring als motion designer toevoegde.

De keuze voor deze vorm was ingegeven door de mogelijkheid om het gedicht tegelijkertijd op verschillende plaatsen te projecteren, zodat niet alleen de binnenstad, waarop tot dan toe was gefocust, maar ook de districten meteen werden betrokken en niet alleen een buitenmuur, maar ook een wand van onder meer een supermarkt en een bibliotheek drager werden. Bovendien zochten we naar tijdelijke oplossingen. Op muren geschilderde gedichten kunnen té blijvend zijn. Je kunt niet, zoals in een bundel, de pagina eens omslaan. Ik zou het een goed idee vinden om gedichten op muren na een aantal jaren te vervangen door andere gedichten, maar dat vraagt extra geld en werk. Bovendien kunnen mensen aan een gedicht gehecht raken, waardoor het een even vertrouwd onderdeel van een plek wordt als de architectuur van de huizen.

De beweging bood ‘Hoe is ’t’ extra mogelijkheden. Het eindeloze buren van buren van buren van… kon worden gevisualiseerd op een manier die zonder dat verschijnen en verdwijnen niet mogelijk was. Woorden konden andere woorden wegduwen en de dagelijkse zinnetjes die in de stad worden uitgesproken, vormden een visueel achtergrondkoor naast de hoorbare stadsgeluiden die de sfeer versterkten.  

  Foto Bob Stakes

‘Hoe is ’t’ is een voorbeeld van een tijdelijke aanwezigheid in de openbare ruimte. Andere voorbeelden zijn nog vluchtiger, zoals het langzaam uit zichzelf voortbewegende machientje dat onder meer op het Antwerpse Eilandfestival dichtregels in kalk op de stoepstenen schreef, die moesten worden gelezen voordat mensen die niet opletten (dat waren er nogal wat) erdoorheen liepen en de woorden in een onleesbare streep veranderden. Elders werden watergedichten met een gietertje op stenen geschreven of met laser op een hoog gebouw geprojecteerd, alsof dat gebouw voor één avond werd geconfisqueerd.

Zulke poëzie onderwerpt je wel aan het ritme dat de maker bepaalt, je kunt niet stil blijven staan bij of teruggrijpen naar een zin, want die verdwijnt weer, door de tijdelijkheid of door de beweging. De maker kiest het leesritme en dat kan sterk verschillen. Zie bijvoorbeeld hoe rustig Tonnus Oosterhoff op zijn site regels uit het wit laat oprijzen en weer verdwijnen.

Soms zijn niet-bewegende gedichten toch bewegend, bijvoorbeeld als ze op een tram staan. Dan kun je je afvragen of je genoeg leestijd krijgt, als de tram voorbijrijdt, en of je rijdend of fietsend iets mee krijgt van wat er op een muur staat. Natuurlijk kun je er in het tweede geval eens voor gaan staan om alles te lezen. Maar dat een stad zelf een en al beweging is, daarmee kun je rekening houden. Ontwerper en ondergetekende vonden het daarom soms sterker om maar een of twee kernzinnen in het groot te brengen, terwijl wie het hele gedicht wilde lezen, dat kon doen door dichterbij te komen en te blijven staan.

In Park Spoor Noord in Antwerpen hing bijvoorbeeld op een pand dat toen nog in restauratie was een groot spandoek. De titel ‘Je bent er’ (een verkorting van een eerst langere titel, soms moet de dichter zich wel eens aanpassen aan de ontwerper in plaats van andersom), was zo groot dat automobilisten, bezig de stad uit te rijden, hem konden lezen. In een veel kleiner korps stond het hele gedicht, leesbaar voor wie zich in het park bevond.

Uit een op verzoek geschreven gedicht over kindermishandeling fungeerde één regel, de laatste, voor het visuele ontwerp, waarbij Bob Takes symbolisch gebruikmaakte van gezichtsbedrog. Het is te zien aan de gevel van theater HetPaleis in Antwerpen, met in het klein, voor de aandachtige lezer, het betreffende gedicht in zijn geheel.

Ook op een zijwand van de Bostorijstsilo in een nooit door toeristen bezochte wijk namen we één zin uit het voor die buurt geschreven lied. Eén of twee regels blijven wellicht beter in het geheugen hangen of worden zelfs een gemarkeerd punt. Denk bijvoorbeeld aan de zeer bekende regel van Lucebert in Rotterdam: ‘Alles van waarde is weerloos’. Of het in de Stoopstraat in Antwerpen te vinden (ten onrechte aan Frederik van Eeden toegeschreven): ‘Niets is geheel waar, en zelfs dat niet’.

Er zijn ook plekken die zich wél goed lenen voor langere teksten, zoals de binnenplaats van het Atlasgebouw in de Carnotstraat, dichtbij het Antwerpse Centraal Station. Hier kun je met mooi weer vertoeven en er zitten. Ook hier speelt het visuele een belangrijke rol. Bob Takes koestert de visie dat zo’n in de openbare ruimte aangebracht gedicht geen ‘uitvergrote bladzij’ moet worden, dat er grafisch kan worden gespeeld op plekken waar men vaak komt en de tijd heeft, zodat het visueel niet verveelt of het zich tekstueel niet meteen prijsgeeft.

Zo staan er, in opdracht van HetPaleis, teksten in hun liften die geschreven en aangebracht zijn als een geheim dat je langzaam maar zeker mag ontdekken, door er de sleutel van te vinden.

En in de voetgangerstunnel onder de Schelde stond tijdelijk een gedicht van een kilometer. De Sint- Annatunnel is een lange eentonige buis, waar men niets anders doet dan zich verplaatsen. Het gedicht gaf niet alleen meer structuur aan die eentonigheid, het nodigde ook uit om de tekst al wandelend letterlijk te volgen. Vaak werd het hardop gelezen, terwijl men er voorbij stapte. Bovendien verbond het, mede door zijn inhoud, de binnenstad met Linkeroever, waardoor inhoud, vorm en omgeving samenvloeiden.

Zo kan poëzie die op verschillende manieren in de openbare ruimte wordt gebracht, gebruikmakend van vormen die niet voor de eeuwigheid hoeven te zijn, mensen de kans geven om er onverwacht mee in aanraking te komen, ook wie nooit enige aandrang voelt tot het kopen van een bundel.

De bovengenoemde stadsdichterssite wordt al enige jaren onder meer op een Zuid-Afrikaanse universiteit als lesmateriaal gebruikt. ‘Site’ is overigens in het Afrikaans ‘webwerf’, een woord dat ik geslaagder vind dan ‘webstek’. Dat zij er twaalfduizend kilometer van ons vandaan mee bezig zijn, is maar één voorbeeld dat aangeeft hoezeer die openbare ruimte digitaal verder reikt dan de stad Antwerpen.