Reportages
Op 7 oktober 2017 was het vijf jaar geleden dat Ivo Michiels overleed. Lars Bernaerts en Sigrid Bouset vroegen aan acht auteurs en aan zijn echtgenote om hun geliefde auteur sprekend in leven te houden.
Op zondag 8 oktober om 11 u. werd dit huldenummer van DW B ...
Contemptus mundi
I
Eigenlijk was ik er niet. Het was in mijn afwezigheid dat ik hem vond. Misschien was ook hij elders. Ik vroeg me aanvankelijk af of hij zijn rekeningen betaalde. Of hij dat voor zich liet doen. Wie het huishouden deed, heb ik nooit geweten. We aten graag in bed, tussen de aanrakingen door.
Er kwam een keer iemand aan de deur om verhaal te halen. Ik ving een gesprek op over afspraken die niet werden nagekomen, een onbekende stem die oversloeg, zijn basstem, haast ongewoon laag, en vervolgens een doffe klap. Iets van een snik daarna? De voordeur ging dicht. Wie het ook was geweest, hij was afgedropen.
Hij was niet agressief, maar er schuilde overtuigingskracht in zijn lichaamstaal. Ook daarom was ik bij hem. Er zat iets onuitroeibaars tuttigs in me waar hij me van wilde verlossen, een welkom neveneffect van ons samenzijn. Hij trof me aan en bracht me in vervoering.
Ik bood tegenwicht. Wat wilde hij met me doen? Zijn antwoord was steevast: toekomstigheden tot bloei laten komen. Wat er bloeide? De vormen die onze lijven wisten aan te nemen. De ene vorm kwam uit de andere voort, natuurlijk, organisch. Die vormen lagen in ons lichaam verborgen, als informatie die normaal buiten onze waarneming lag, versleuteld was.
Zelfs na een eenvoudige omhelzing vond hij zichzelf rijker aan kennis geworden.
???De enige kennis die ertoe doet, is die van ons lichaam???, had hij wijsgerig opgemerkt terwijl hij zich naar me toedraaide. De top van zijn wijsvinger verdween in mijn navel. Hij sprak van de kennis waarover onze lichamen beschikten, maar die ze pas na oefeningen, na grote inspanningen, met ons wilden delen.
Hij had brede lippen. Ik vond hem robuust, potig, hard. Zelf was ik ook hard, maar slank, op het magere af. Daar hield hij van, van mijn meisjesachtigheid. Ik was nog pril, vond hij, hij zou mij ontluiken. Hij vergiste zich, ik was al ontloken, maar dat kreeg ik hem niet aan zijn verstand gepraat. Zelf was hij ook al lang en breed ontloken, maar verfijning, vernieuwing en groei hielden nooit op.
Het vervolg van deze tekst lees je in de papieren versie van dit nummer.