Reportages
Op 7 oktober 2017 was het vijf jaar geleden dat Ivo Michiels overleed. Lars Bernaerts en Sigrid Bouset vroegen aan acht auteurs en aan zijn echtgenote om hun geliefde auteur sprekend in leven te houden.
Op zondag 8 oktober om 11 u. werd dit huldenummer van DW B ...
Groter en wreder dan ik
???Ik wil nu wel opbiechten dat ik die avond, en de avond erna en al enige tijd ervoor, werd geplaagd door het droomgevoel dat mijn leven een niet-identieke tweelingbroer, een karikatuur, een inferieure versie was van andermans leven, ergens op deze of een andere aarde. Een demon, zo voelde ik, dwong mij tot een imitatie van die andere man, die andere schrijver die altijd onvergelijkelijk veel groter, gezonder en wreder was, en zou zijn, dan uw dienstwillige dienaar.'
Bovenstaande woorden komen uit de mond (de pen) van het ik-personage uit de roman Let op de Harlekijn van Vladimir Nabokov. Dat personage is een schrijver worstelend met zijn talent, gestuurd door obsessies en overgeleverd aan de deining van toevalligheden die zijn werk nu eens begunstigt, dan weer dwarsboomt. Hij doet zijn bekentenis naar aanleiding van een dubbele tegenslag, de moord op zijn vrouw door een man die achteraf haar minnaar bleek te zijn.
Maar wie is ???die andere schrijver????
Misschien is die formule alleen maar metaforisch bedoeld, als een personificatie van het soevereine toeval dat zijn onvoorspelbare en onnavolgbare gang gaat.
Misschien gaat het wel degelijk om iemand die boeken schrijft waarvan de ik-figuur in een staat van diepe ontmoediging de superioriteit moet erkennen.
Bij Nabokov weet je het natuurlijk nooit zeker, maar het zou goed kunnen dat hij dat droomgevoel uit eigen ervaring kende. Gelukkig voor hem is hij nu dood en zijn zijn romans nog steeds springlevend. Menig auteur die ze gelezen heeft, zal zich bij vlagen wel eens een mager struikje hebben gevoeld onder de machtige kruin van zijn oeuvre.
Mijn vraag namens DW B aan enkele auteurs was: hebt u dat ook?
???Als het waar is dat alle schrijven begint met lezen, dan moet ook u auteurs hebben gelezen die aan de wieg staan van uw schrijverschap. Wie dat waren, is hier van minder belang, en als u dat niet wenst, hoeft u zelfs geen namen te noemen. De vragen zijn veeleer: kent u ook het gevoel slechts een imitator te zijn? Welke demon is het die u daartoe dwingt? Hebt u na het afronden van een zin, een alinea, een boek de onaangename indruk dat een ander het oneindig veel beter zou hebben gedaan? Is die ander denkbeeldig of bestaat hij echt? Bent u in de loop van uw literaire carri??re van die ander af geraakt en hebt u intussen vrede met de vermogens en de beperkingen van uw talent? Of glijdt er af en toe nog steeds een schaduw over de zinnen die u schreef, afkomstig van een literaire reus die uw pagina???s doet verdorren tot kleurloos prutswerk? Misschien is het een reus uit een andere discipline dan de literatuur. Hoe bezweert u die kwelgeest?
Het kan ook zijn dat u nergens last van hebt. Mogelijk houdt u zich voor een auteur die niemand wat verschuldigd is en de literatuur op z???n eentje opnieuw heeft uitgevonden. Ook voor zo???n gedurfd zelfbeeld is er plaats in het themadossier ???Groter en wreder dan ik???, waarvoor ik u uitnodig een bijdrage te leveren.???
Laatst zag ik een oude vrouw, op wandel met haar doodzieke poedel. Ze sprak tegen het beestje op een toon die zou passen bij een conversatie tussen ouder en kind. En de inhoud van wat ze zei was zo complex dat hij alleen door mensen kon worden begrepen. Ze leek oprecht op te gaan in de illusie dat het dier haar woorden volgde.
Natuurlijk deed de hond niets van dien aard.
Hoewel ik het nut van dit dierlijke gezelschap voor haar mentale welzijn wel inzag, vond ik het toch een beetje zielig voor haar.
Vlak daarna trof me de gelijkenis met mijn eigen dagelijkse arbeid als schrijver. Ook ik ga elke dag voor mijn computer zitten en zoek naar een toon, de juiste toon, hoewel ik met niemand converseer. Ik ga op in de inhoud van wat ik schrijf alsof er iemand is die mijn woorden volgt.
De lezer is in het beginstadium van het lange werk aan een roman nog ver weg. De lezer blijft trouwens altijd een enigszins wazige figuur, ook als je boek af is. Het is niet hij die de toon van je schrijven bepaalt.
Maar met wie of wat voer je dan wel je denkbeeldige gesprek?
Er waren onder de uitgenodigde auteurs weinigen die geen tijd wilden vrijmaken om een stukje voor dit nummer te schrijven, en wie weigerde deed dat nooit op inhoudelijke grond.
Kennelijk worden ze inderdaad door iets gedreven, onze schrijvers, al gaat het lang niet altijd om de schaduw van een reus. Het is niet altijd een demon die hen dwingt of de canon die hen frustreert. De kwelling kan vele vormen aannemen. Soms is er van kwelling zelfs helemaal geen sprake. Mijn collega???s vatten mijn vraag over het algemeen minder dramatisch op dan ik had verwacht, moet ik toegeven. Toch gaat niemand zo ver om te beweren dat schrijven even simpel of onnozel is als praten tegen de hond.