Op deze pagina's is het archief van DW B terug te vinden. Voor de actuele website ga naar: http://www.dwb.be

EXTRA: De kinderen van de Eyjafjallajökull

Verschenen in: Terra recognita
Auteur: Bas Groes

Eerder vandaag, toen ik de veerboot van Dover naar Calais nam, wist ik dat de IJslandse vulkaan waar niemand anderhalve week geleden ooit van had gehoord, de Eyjafjallajökull, deze DW B obsoleet had gemaakt. De route die ik nam ging in tegen een grote stroom van naar huis vluchtende Britten die ernaar hunkerden de witte kliffen van Dover te zien, en uit te barsten in een collectief gezang van Rule Britannia. Normaal ruziënde echtparen met klierende kinderen hadden begrepen hoe groot de afstand tussen Istanboel en Athene werkelijk was; hoe het landschap van Midden-Europa eruitzag, rook en voelde; zakenmannen wisten hoe lang een taxirit van Amsterdam naar Calais duurde; groepen mensen die elkaar anders niet hadden kunnen luchten hadden samen een touringcar gehuurd om verdwaasd als een groep stonede hippies van Spanje naar Calais te reizen. De drie maanden eerder nog vervloekte Eurostar, was een gouden koets geworden; groepen studenten vulkanologie zaten vast op Sumatra; verstokte autorijders moesten zelfs twee kilometer, het laatste stuk naar Calais, lopen. Omdat de batterijen van hun mobiele telefoons en TomToms leeg waren, moesten ze zich als een soort postmoderne Aboriginals oriënteren op de zon en het landschap, en dat werkte prima, ontdekten ze. Heathrow was een spookstad geworden waar het personeel verveeld op de stoepen rondhing – behalve het beveiligingspersoneel dat als nooit tevoren de onnozele reizigers in de gaten hield. En in de vliegtuigloze hemel van Londen konden wolken onopgejaagd traag voorbijdrijven, en men kon vogels horen fluiten. Er was een eenzame academicus die vastzat in Kuala Lumpur, maar dat helemaal niet erg vond omdat zijn vrouw z’n geliefde hondje had gecastreerd en een kind had gemaakt dat altijd jankte. In mijn geestesoog zag ik een wereld van wanhopig wachtende en uitgeputte mensen, gevangen op vliegvelden waar ze zich wasten in toiletten en zich verbaasden over die bekende vreemdeling die ze in de spiegel aanstaarden. Ik zag jonge, verliefde paartjes die hun haastig geboekte stedentrip met Ryanair vervloekten, en zichzelf hadden verschanst in een hotelkamer die ze niet konden betalen, met lege zakken fastfood op het tapijt terwijl ze met bloedende nagels het behang van de hotelkamer los probeerden te krabben. Fuck Praag, dachten ze, was ik maar thuis gebleven om Kafka te lezen. Mensen hadden het gevoel wat het is om thuis te zijn, en om geworteld te zijn in de grond die hun had voortgebracht, herontdekt. Zij waren herboren, als mens, als zichzelf.

Ik stond op de achtersteven van The Pride of Dover richting Engeland te staren en bedacht me dat er ook een andere reactie was, die niet op de televisie werd uitgezonden. Misschien kwam het omdat ik op dat moment geen vaste grond onder de voeten had, of omdat ik vannacht onrustige dromen had gehad. Of misschien kwam het omdat ik onlangs veel te veel J.G. Ballard had gelezen. In z’n verhaal ‘Having A Wonderful Time’ wordt door middel van ansichtkaarten verteld hoe het probleem van de werkelozen in Midden- en Noord-Engeland wordt opgelost door ze naar permanente vakantiekampen op Las Palmas te vliegen om ze vervolgens nooit meer terug te laten keren. Zoals altijd had Ballard het voorspeld: ‘No news yet. Time moves like a dream. Every morning a crowd of bewildered people jam the lobby, trying to find news of their flights back.’ Eerst proberen ze nog terug te komen, maar al snel gaan ze volledig op in de oneindige reeks geplande activiteiten. Wat ik ook in deze vluchtende mensen zag, was geen wanhoop of uitputting, maar de glimp van een potentie, de mogelijkheid op een andere manier te leven, om de wereld te zien voor wat hij werkelijk was. Achter de wanhoop zag ik een vreemde, regressieve, bijna dierlijke impuls, een glinstering in de ogen die bewijs was van het feit dat mensen eindelijk weer echt konden zien. Ik wist dat er een nieuw soort mens was ontstaan – de kinderen van de Eyjafjallajökull, waarover niet door de kranten bericht werd. Er was een tweede groep mensen die besloten had nooit meer naar Groot-Brittannië terug te keren en zich over te geven aan een spontane zwervende impuls die in hen was ontstoken. Ze gaven hun keurige, geordende levens op, en kozen voor een dwalend bestaan, op zoek naar de schepping van een nomadisch ras, en een nieuwe wereld.

Ik staarde naar de lege ruimte die zich voor me uitstrekte, en het witte spoor dat door de pompende motor in het grijsgroene water werd getrokken. En ik zei hardop, ‘Brave New World’. Ik dacht niet aan de sciencefictionutopie van Aldous Huxley, waar, in het London van het jaar 2540, de mensheid was ondergebracht in een voor altijd vredige wereldstaat. In plaats van aan Huxley dacht ik aan de tekst waaraan Huxley die titel ontleende, Shakespeares The Tempest, of De storm, waarin Miranda utopisch uitroept: ‘O wonder! / How many goodly creatures are there here! / How beauteous mankind is! / O brave new world! That has such people in’t.’ Net als Miranda verwonderde ik mezelf over de onverschrokken nieuwe wereld met mensen die zichzelf, tijd en ruimte herontdekt hadden. IJsland mocht van mij de gestolen Icesavemiljarden houden en ik wilde alle IJslanders kussen en hen bedanken voor de glorieuze openbaring die hun gewelddadige vulkaan ons universum had geschonken.

De kinderen van de Eyjafjallajökull waren ontsnapt aan de totaalcartografie, de algehele verkaarting waaraan ons hedendaagse bewustzijn is onderworpen. Onze wereld was volledig in kaart gebracht door eeuwen steeds rationelere, opgeschoonde cartografie, en nu virtueel gemaakt door Google Earth, Street View en gps-systemen, zodat er nu geen terra incognita meer te verkennen was. Waar kon de homo ludens nog spelen? Maar dit ras was ontvlucht aan de steeds agressievere observatie van de publieke en de privéruimte, het gesloten circuit van videosurveillance en veiligheidsbeambten, aan bedrijven en privédetectives die databanken met gegevens doorploegen om uit te vinden wie we zijn en wat we moeten willen. Zij hoefden zichzelf niet langer zogenaamd vrijwillig te promoten op Facebook, Hyves, en MySpace. Zij waren bevrijd van het juk van hun steeds verder krimpende identiteit.

Door in de scheur die in de werkelijkheid was ontstaan te glippen, waren de kinderen van de Eyjafjallajökull onglipt aan de moderne machtsstructuren die ons allen tot kinderen maken in plaats van ons een volwassen houding tot anderen en de wereld toe te staan. De constante mediëring van onszelf, anderen en de wereld zorgt ervoor dat we onderworpen worden aan een systeem dat wij niet geschapen hebben. En de orde en logica dringen ons op het systeem te onderkennen terwijl het zichzelf niet prijsgeeft, niet omdat het systeem geheim is, maar omdat het centrum van de macht zichzelf niet langer de baas is. In plaats van de verontnergensing te accepteren, weerstond deze hoogontwikkelde mensensoort dit proces juist door zich de wereld opnieuw toe te eigenen en in kaart te brengen door haar te beschrijven met zijn subjectieve interpretatie.

Daar op de achtersteven van The Pride of Dover realiseerde ik me dat wat er dankzij die vulkaan met die onuitspreekbare naam was ontstaan, de afgelopen week, een mondiaal experiment was dat al het harde werk dat Patrick Bassant en ikzelf in deze aflevering van DW B hadden gestopt, had afgetroefd en overbluft. Dankzij deze uitbarsting van de natuur die zich niets van de arrogante mens aantrekt, dankzij dit geweld van toevalligheid, was de wereld een gigantisch laboratorium geworden: mensen hadden echte, materiële ruimte herontdekt. Ze waren losgekoppeld van hun computers, mobiele telefoons en gps, en weer aangesloten op de wereld en hun medemens.

Ik staarde naar de witte streep water voor me en vroeg me af hoe lang het zou duren voordat de wereld weer zou terugkeren naar de normale gang van zaken. Ik wist dat de vulkaan wat zou nasputteren en zich, na een laatste doodsreutel, weer koest zou houden. Het zou niet lang duren voordat mensen hun beproeving vergeten zouden zijn. Sommigen zouden er, bladerend door een schijnbaar oneindig elektronisch fotoalbum, een heldenverhaal van maken, en anderen zouden met nostalgie terugdenken aan hun homerische wereldreis, toen zij zich weer even écht mens voelden. Misschien was er nu al een zakenman die op z’n BlackBerry z’n secretaresse in New York de opdracht gaf een reis naar Peking te boeken. Er was misschien een clubje mannen dat dacht aan hun vrijgezellenfeest volgende week in Las Vegas. Het zou niet lang duren voordat het bewustzijn van de wereld weer in de oude patronen terug zou vallen.

En toen al, vanmorgen vroeg, daar op de achtersteven van The Pride of Dover, hunkerde ik naar de terugreis, aankomende zondag. Bij Calais zou ik misschien een klein spektakel aantreffen, een bitter carnaval, met Britten die vluchtend als luxeasielzoekers het personeel van de veerboot probeerden om te kopen door exorbitante bedragen te bieden met al leeggetrokken creditcards. De geur van geweld hing in de lucht, als bij een rel in het circus. Daar hoopte ik, in plaats van gedwee terug te varen naar het gevangeniseiland, een kind van de Eyjafjallajökull te zien wegvluchten van Calais, en in de horizon te zien verdwijnen. Heel even zou ik het in de ogen kijken om een glimp op te vangen van een revolutionaire geest die kort daarna weer voor een lange tijd zou verdwijnen.


23 april 2010, Perdu